Jan van Bakel.



Dagboek Zuid-Afrika

Vorige: 13 juli 1981
Terug naar hoofdmenu.


Escombe 14 juli 1981

(...)

Jos vertelde het verhaal van een zwarte jongen van een jaar of 22. Die had wat herrie geschopt ergens in een café of tearoom in de buurt. Iemand had de politie gebeld. Die was gekomen en de zwarte jongen, misschien niet helemaal normaal en in elk geval wat abnormal reagerend op de komst van de politie, gaat op de vlucht. Hij steekt de weg over, daalt langs het huis van Jos de berg af en wordt, net als hij door een gat in de begroeiing tussen Jos zijn huis en dat van de buren kruipt, aangeschoten. Getroffen in de rug ter hoogte van de nieren blijft hij liggen. Als na enige tijd de ambulance komt blijkt hij gestorven te zijn. Hij wordt afgevoerd. Jos heeft een krant opgebeld en het verhaal verteld. Ze kunnen niet zomaar iemand afschieten, ook al is die zwart. Jos heeft er nooit meer iets van gehoord.

(...)

Verder hebben we Durban doorkruist in het centrum, het slangenhuis bezocht en een park dicht bij het strand. Durban draagt nog duidelijk de herinneringen aan de Engelse koloniale tijd. Oude gebouwen uit de Victoriaanse tijd, o.a. de City Hall, maar ook heel wat oude zakenpanden in de stad. En ook het park deed mij aan Engeland denken. De bevolking, voor zover je die op straat ziet, zijn veel Afrikanen, zwarten dus, nogal wat Indiërs, en daar de blanken tussen. De blanken zijn een weinig boeiend soort mensen. Er is niks moois aan, ze lijken me nogal grof gebouwd. Misschien allemaal afstammelingen van een hard en taai kolonistenras. In de zwarten is nogal veel verschil. Er zijn uiterst chique geklede mensen bij, veel eenvoudige arbeiders en een betrekkelijk gering aantal uitgesproken verschoppelingen, barrevoets, in lompen, en soms in zichzelf bazelend en mompelend. Het is moeilijk om sociaal verschil en verschil van ras afzonderlijk waar te nemen, want vaak liggen de verschillende grenzen bovenop elkaar. Ik heb wat foto's gemaakt. Ik ben benieuwd wat ik daar later bij zal denken.

De reis van Nairobi naar Johannesburg [12 juli] bood voor het eerst een helder uitzicht op het land dat we overvlogen.
(...)
Als aan boord de landing in Johannesburg wordt aangekondigd realiseren we ons dat de lange reis ten einde loopt. Het dalen zet zomaar plotseling in. Het is vreemd dat de bestemming nadert. Zulk een belangrijk iets als het bereiken van het einddoel gaat vaak op een onthutsend gewone wijze in zijn werk. En dan zeg je tegen elkaar: nou zijn we er dan. Dan is de gebeurtenis tenminste nog enigszins gemarkeerd. De lucht was kraakhelder. Geen wolkje hoog of laag. Ook daardoor ontbrak de geleidelijke plechtige overgang. Een vliegtuig dat door een wolkendek steekt doet nog zoiets als een drempel overschrijden. Zijn er geen wolken, dan gaat het gewoon naar beneden. Je ziet de wegen gevuld worden met auto's. Die links rijden. De huizen worden geleidelijk groter. In de buurt van het vliegveld zie je zelfs de meegaande zon achtereenvolgens spiegelen in de honderden privé zwembaden die bij de losstaande huizen gelegen zijn. Het vliegtuig slaat zijn vleugelkleppen uit. Als een kip met breed uitwaaierende vleugelpennen tracht het zijn overgewicht op te vangen. De piloot draait eindeloos heen en weer en doet alsof hij het vliegveld kwijt is. De vaart wordt alsmaar geringer. Ik fok me daar zo over op dat Gon zegt: je lijkt Tien wel. Dat vind ik zelf eigenlijk ook te gek, maar ik kan toch echt niet verhelen, dat ik het allemaal maar eng vind. Eindelijk is het vliegveld tussen alle andere autowegen gevonden. Er wordt geland, redelijk goed, maar niet zo mooi als in Nairobi. Daar was ook een nieuwe bemanning aan boord gekomen. We verlaten het vliegtuig via een trap. Als we op het punt staan in te stappen in een bus die ons naar de aankomsthal brengt, maak ik een foto van de neus van het toestel. We zijn in Johannesburg. Het is zowat twee uur.

(...)

Nieuws van de Tour de France ontbreekt hier in de kranten, op de tv en de radio geheel en al. Quatorze Juillet, dat zal een belangrijke Alpen-etappe zijn, met Zoetemelk, Van Agt en Hinault. Hoewel, Hinault? Er was toch alweer iets met zijn knie? We horen er hier in elk geval niets van. Waarover uitgebreid wordt bericht dat is de rugby-uitstap van de Springbokken (geloof ik) naar Nieuw-Zeeland. Dat schijnt een belangrijke politieke overwinning te zijn. De tv begint er het nieuws mee. Nota bene. En met uitvoerige aandacht voor het feit dat de ploeg daarna welkom is in Amerika. Nota bene. Reagan levert as. vrijdag weer F16's aan Israël en daarna mogen de Springbokken uit Zuid-Afrika komen. De geschiedenis gaat langzaam weer terug. Straks zul je zien dat de eerste wereldoorlog nog uitbreekt in plaats van de derde.

Ik heb met voetstappen het huis van Jos opgemeten. Het is dertien meter lang en tien meter breed. Het heeft een lage kap, geen zoldering, wel een ondervloerse ruimte die van buiten af door twee grote uitgespaarde openingen in de achtermuur bereikbaar is. Of die ruimte onder het hele huis zit is niet te zien omdat het huis op een helling staat. De straat vóór het huis ligt zeker vijf meter boven de begane grond bij de voorgevel. Diep in de achtertuin, ver voorbij de vogelkooien, is het niveau zeker nog weer acht meter lager. De kruipruimte van het huis wordt niet gebruikt.

Verder: 15 juli 1981


Jan van Bakel, Zuidafrikaans dagboek.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.