Jan van Bakel.



Dagboek Zuid-Afrika

Vorige: 30 juli 1981
Terug naar hoofdmenu.


Escombe 1 augustus 1981

Zaterdagmorgen. Negen uur geweest. Een stralende zon, geen wind; het belooft een warme dag te worden. Gisteren was het, na een paar dagen bewolking en een heel enkele keer zelfs wat regen, aan de beterende hand maar nog niet veel bijzonders. Vandaag is het dus weer voortreffelijk. De week gaat rustigjes voorbij. We rijden eens rond, doen al eens een boodschap, maar eigenlijk is het een beetje heendoen zonder veel programma. De rit door Chatsworth (geloof ik dat het heet), de Indische wijk, was natuurlijk wel informatief. Een grote eindeloze chaos van wegen over allerlei heuvels, hellingen en dalen. Met een voor 98% geheel identiek type van huizen. Twee onder één kap, twee verdiepingen, een dak van golfplaten, alle huizen met de voorkant naar het dal toe en omgeven met een grote verscheidenheid van tuintjes. Niet zo erg veel mensen op straat. Stilstaande auto's voor de huizen, heel oud, heel versleten. Er zijn in de Indische wijk ook betere woningen. Heel wat Indiërs hebben een goed bestaan, geld, zaken, fortuin. Ze hebben kennelijk ook de behoefte dat in hun woonomstandigheden tot uitdrukking te brengen. Je ziet geen zwembaden, want zwemmen is toch een beetje een tik van blanken, maar rijkdom is er wel. Bij een klein percentage dus. Indians zijn over het algemeen, ook wat de allerarmsten betreft, goed gekleed. In lompen of duidelijk haveloos heb ik die mensen niet gezien. Dat is bij zwarten heel anders.

Het verschil tussen de eindeloos uitgestrekte wijk van de Indians en het zwartenkamp Lamont was dan ook al te groot Lamont ligt ook ten zuiden van de stad, wat verderaf natuurlijk nog dan Chatsworth. Ook dus aan de kant van het vliegveld, Louis Botha, in de richting van Isipingo. Het is ook niet een wijk maar eerder een soort kamp. Er is een administratiegebouw bij waar een Township Manager Superintendent zetelt die je op verzoek een Permit to Enter Lamont uitschrijft voor J.M. van Bakel of Escombe 3 members. Het is een griezelig idee het kamp in te rijden. Je bent een voyeur, dat is één natuurlijk. Maar verder ben je ook gewoon bang van die enge mensen. Het is zo moeilijk om menselijke belevingen van ze in te voelen. Je vermoedt vijandigheid. De situatie is natuurlijk ook wel zo dat schuldgevoelens bij een paar blanken in een auto noodzakelijkerwijs moeten opkomen. Je moet natuurlijk foto's maken. Niet als voyeur maar voor het vastleggen van indrukken en om deze werkelijkheid als werkelijkheid vast te houden en te documenteren. Je wilt dat doen zo'n beetje als reporter: de situatie vastleggen zodanig dat niet het vastleggen zelf een onderdeel van de situatie wordt. We hebben bij Adams, grote boekhandel in Durban, gezocht naar een reportage van het zwarte leven in Zuid-Afrika. Behalve dat de mensen al bijna braakten als je het vroeg, krijg je dan uitsluitend folkloristische dingen te zien, kleurrijke dansen, lachende zwarten. Gewoon, zoals de blanke industrie ze eist. We zochten naar een boek voor Marc maar het was er niet te vinden.

Als je wilt fotograferen, wil je eigenlijk zulke foto's maken zoals je ze daar zocht. Maar dat gaat niet. Vooreerst niet omdat je de situatie natuurlijk onmiddellijk essentieel verandert als je er met een Nikon vóór gaat staan. En vervolgens niet omdat je het eenvoudig niet presteert om die menselijke situatie te degraderen tot een object dat je dan, in kleur, mee naar Europa neemt. Je wilt nog wel fotograferen uit de auto, zonder dat ze het merken, maar zodra de auto stilstaat, treedt de situatie in van het Kruger Wildpark: het betrapte dier en de toerist die het vastlegt. Dat kan dus gewoon niet. Ergens bij een huis zaten twee vrouwen met wat kinderen. We stonden stil en vroegen of we een foto mochten maken. Eén van de vrouwen had bezwaar (toen duidelijk werd wat we wilden, want dat duurde ook wel even!) en maakte aanstalten om naar binnen te gaan. De andere lachte wat, leek het wel aardig te vinden. Het is er niet van gekomen, hoewel het met brutaliteit gemakkelijk had gekund. Een eind verderop was er weer zo'n situatie. Nu ook met een aantal mannen erbij. De foto's moeten uitwijzen wat ze aan het doen waren, want het heen en weer over het wel of niet fotograferen overwoekerde eigenlijk al gauw het gewoon kijken naar wat er gebeurde. Ook hier had ik wel snel iets kunnen fotograferen, maar ook hier kwam dat er niet van. Toen er wat beweging in die mensen kwam en ze op ons toe kwamen lopen, werd er gevraagd, door Jos, of we foto's mochten maken. Dat zagen ze niet zo zitten: wij zouden die foto's meenemen en zij zouden ze niet eens te zien krijgen. Eén van de mannen stond intussen vlak bij me. Eerst was ik nog in de auto blijven zitten. Gon zei, toen ze naderden: laten we maar gaan, ik heb het er niks op. Ik was uitgestapt. Ik praatte tegen de man: wij zijn uit Holland, wij willen kijken hoe the black people leeft in Zuid-Afrika. You know, Holland? Holland is not Pretoria, you know! Ja, ja, hij begreep het wel. Hij was toen zeer vriendelijk. Ik heb een foto gemaakt van de breed lachende man, een portret. Als ik nou aan dat moment terugdenk, schaam ik me toch nog. Ik ben zeer benieuwd naar dat gezicht, om terug te zien wat er leeft achter die brede lach.

Intussen had ik, terwijl hij bij me stond, ook een foto gemaakt naar het huis toe, toen daar één van de mannen nog kwam aanlopen. Did you shoot him? vroeg de man naast me. Ik zei ja, maar ik wist niet wat hij uit dat antwoord zou concluderen. Toen duidelijk was dat we om foto's kwamen, moest de hele groep poseren. Ik wisselde daarvoor de telelens voor de groothoek. Ze stelden zich op. Ik keek door de zoeker. De man riep: do you catch all of us? Ik zei yes. Ik knipte op de hele groep. We namen afscheid. Ik riep: good luck. En zo wat. Jos riep, van bij de auto, de man naar zich toe en gaf hem wat geld. Ik weet niet hoeveel. Ik denk zowat een rand. Het was wat muntgeld bij elkaar. We zijn toen gedraaid met de auto en direct Lamont weer uitgereden. Dit is verschrikkelijk.

Wie in Jeruzalem geweest is en daar de grote moskee heeft bezocht op het tempelplein, gebouwd op de plaats waar Abraham zijn zoon Isaac ging offeren, is een bevooroordeeld man. Hij krijgt waarschijnlijk een niet geheel juiste indruk als hij in de reisgids bij Durban leest: The Juma Mohammedan Mosque with its stately minarets is regarded as the largest and most magnificent mosque in the Southern Hemisfere. Ik dacht direct aan Jerusalem toen ik dat las en wilde daarom de moskee zien. Maar dat was wel een afknapper. Er ligt een schitterend tapijt, dat wel. Maar dan is het ook helemaal op. De ruimte met haar openstaande tuimelramen doet nog het meest denken aan een niet meer gebruikt patronaatsgebouw waar het toneel is uitgebroken. De plaats voor de rituele wassingen met zijn ordinaire sanitaire buizen was ook iets ergs. Dat was dus een misser. Ofwel van ons, of van de Southern Hemisfere.

Gon en Jos zijn nu boodschappen doen. Vanavond heeft Jos een ontvangst voor een aantal kennissen. Daar moet een natje en droogje voor zijn. Ik ben een beetje benieuwd wat het wordt. Met de buurman is over het hek van de tuin heen ook een afspraak gemaakt dat hij eens aan zou komen, maar dat gebeurt duidelijk niet meer voordat wij vertrekken. En een andere kennis met zijn vrouw zou vorige week zaterdag aankomen. Niks gezien. Jos veronderstelde, een beetje met een lach, dat zijn vrouw wel liever de film Le Mans op de televisie zou willen zien en daarom de familie had thuisgehouden. Die lach van Jos was wel nodig om de zaak wat te relativeren, want anders is het natuurlijk maar een zielig idee. Eenzaamheid is wat je als eenzaamheid ervaart en wat je niet ervaart als eenzaamheid is geen eenzaamheid. En een smalend lachje is misschien net voldoende om iets buiten die categorie te houden. Ik hoop maar dat er inderdaad ongeveer veertien man zullen zijn, zoals Jos gisteren begrootte. Al gebeurde dat ook al met wat scepsis. Juist zoals je in het begin van Augustus begroot hoeveel zonnige dagen je deze maand misschien nog te wachten staan.

Hoe vaak heb ik nou al gedacht: over zoveel dagen zijn we weer thuis? De reis heeft nu lang genoeg geduurd. Wij zijn geen wereldreizigers. Deze reis naar Zuid-Afrika is wel fantastisch en we hadden die voor geen goud willen missen. Maar het is toch beter als die er weer opzit. Maandag gaan we naar Johannesburg. Met veel belangstelling en van plan om nog belangrijke indrukken te verzamelen. Maar het allerfijnste van de reis zal toch zijn het thuiskomen.

Verder: 2 augustus 1981


Jan van Bakel, Zuidafrikaans dagboek.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.