Jan van Bakel.



Dagboek Zuid-Afrika

Vorige: 21 juli 1981
Terug naar hoofdmenu.


Nelspruit 22 juli 1981

Zo, en nou Gon dus eerst in bad en daarna ik. We ziijn zojuist terug uit het National Park. Het was werkelijk een fantastische dag. Vanmorgen zijn we rond half zeven opgestaan. Het ontbijt was rond kwart over zeven voltooid en toen was Jos er al met Krish voor de reis naar Numbi Gate, de plaats waar we het park zouden binnengaan. We hebben een paar dingetjes gekocht en toen zijn we ingestapt voor de safari. Als je daaraan begint is er vooreerst dat typisch Afrikaanse landschap dat iedereen kent van de tv-films over leeuwen en impala's, maar dat toch bijzonder indrukwekkend is als je erin bent. Het is wel winter, alles is eindeloos geel en dor, maar toch zie je aan al het groen dat er toch nog is, dat het vol leven is. En dan onmiddellijk die spanning dat je van nu af aan alles kunt tegenkomen bij wijze van spreken. Dat houdt in dat elke meter die je met de auto rijdt vol spanning en oplettendheid is. Je speurt voortdurend met z'n vieren naar alle kanten. Het eerste wat we zagen, al nadat we slechts enkele kilometers gereden hadden, was een paar giraffen. Gon ontdekte ze. Het is hoogst fascinerend zomaar ineens die rijzige dieren aan te treffen in de vrije natuur. En dan die impala's. Eerst frappeert dat ontzettend, maar naar gelang de dag vordert zie je ze weliswaar in grotere aantallen maar wordt hun verschijnen toch gewoner. We hebben ze vandaag in allerlei groepen gezien. Ze lopen vóór de auto uit of steken over. Of ze springen weg zoals ze zo mooi kunnen springen en zoals de camara-lui van de tv natuurlijk lang vóór ons ook al hebben gezien. De apen zijn zo menselijk dat we ze ons bijna niet als wild kunnen voorstellen. Ook die hebben we op tal van plaatsen aangetroffen. Alleen of in groepen, soms heel grote groepen. Meestal kleine rhesus-aapjes, blauwsakkies zoals ze hier genoemd worden, omdat ze zulke mooie blauwe sakkies hebben natuurljk. Maar ook grote exemplaren van andere soorten. Waaronder een mijnheer die de wijsvinger van zijn rechterhand miste en die met alle andere vingers afdrukken kwam maken op de ruiten van de auto.

's Middags hebben we geluncht in Skukuza. Dat is een rustkamp, een van de vele rustkampen, in het park. Het is gelegen op de oever van de Sambierivier, de hele grote stroom die het zuidelijk deel van het park doorsnijdt. Op de andere oever als waar het kamp ligt graasden twee grote buffels. Die hadden we eerder ook al in de bossen gezien, dat is te zeggen: de soort. In Skukuza mocht Krish natuurlijk weer niet mee naar binnen om te eten. Jos heeft het een en ander voor hem gehaald en het hem in de auto gebracht. Na de lunch zijn we verder gegaan. Eerst staken we de bijna drooggevallen rivier over en zagen door de verrekijker op een rots een okergele krokodil in de zon liggen blakeren. Ook dat was hoogst fascinerend. En ook het idee: wie zal dat nou gezien hebben behalve wij? Het is hoogst uniek. Unieker in elk geval dan het bekijken vanmorgen van de nijlpaarden, onder bewaking van een met een karabijn bewapende bewaker. Zouden die beesten heus iets tegen mensen kunnen ondernemen? Goed, dat was dus die krokodil, bijna in z'n eentje een trip naar Kruger Park waard. Fascinerend was ook wat we meemaakten bij de drinkplaats van de olifanten. Die beesten hebben blijkbaar rotsvast ingeëtste gewoontes. Jos is hier twintig jaar geleden al eens geweest en herinnerde zich de plaats. Toen we eindelijk de drinkplaats hadden gevonden, stelde Jos voor de auto stil te zetten en af te wachten. De stilte die je hoort als de motor niet meer ronkt is op zichzelf al een majesteitelijke ervaring. Als je dat hoort dan weet je onmiddellijk hoe zeldzaam het artikel stilte is geworden sinds wij mensen tussen al die dieren rondlopen. En dan hoor je ook zoveel indrukwekkender dat trompetsignaal van die naderende olifanten. Twee keer. Jos startte de wagen en we reden naar een plaatsje met goed uitzicht over het water. En toen kwamen ze groot en in volkomen stilte over een soort van verhoging uit het bos tevoorschijn. Zeven in getal. Grote en kleinere en één heel kleine. Water slurpen, lang en veel. Allemaal hetzelfde ritueel als ze eenmaal onder de schaduw van een grote boom aan de rand van het water staan. Als dat eindigt gaan ze zich, op het voorbeeld van één uit de groep, uitgebreid met stof staan oversproeien. Ze vegen met de voorpoot stof bij elkaar, ze zuigen het op en gooien het over zich heen. De jongste spruit even volleerd als de groten. En daarna, nadat het volgende onderdeel geleidelijk door alle gekozen is, vreten ze takken van de bomen en verdwijnen geleidelijk in het bos. In een tijd van zo'n 20 minutren tot een half uur is alles voorbij. En moet je denkelijk 24 uur wachten om het weer te zien.

Het is onmogelijk om alle afzonderlijke sensaties van de rit op te halen. De vele grote, langzame giraffen, de honderden impala's, de varkens, de zebra's in de verte tussen de struiken, schichtiger dan de nieuwsgierige giraffen die je als kerken staan aan te kijken. En dan de min of meer haastige tocht om nog op tijd, uiterlijk half zes, bij de uitgang te zijn. Een alweer dalende zon na een hete winterdag. En dan plotseling rechts van de weg de hongerige cheeta, het jachtluipaard. Een voorrecht als je een van de 250 exemplaren ziet die er leven in dat immens grote park, dat zich uitstrekt tot de grens van Zimbabwe toe. Vreemd dat die hoge kat niet vlucht. Wel talmt en enigszins zenuwachtig wordt van die auto. Maar nauwelijks afgeleid van wat kennelijk alle gedachten vult op dit moment: een impala voor de honger.

We waren op tijd bij de uitgang. Inmiddels is besloten dat we morgen nog een keer naar het park gaan. Gon en ik verhuizen dan voor een nacht naar het hotel waar Jos en Krish logeren. Zien wat het wordt. Zoveel geluk als we vandaag gehad hebben kunnen we morgen bijna met zekerheid niet verwachten.

Verder: 23 juli 1981


Jan van Bakel, Zuidafrikaans dagboek.

janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.