Jan van Bakel.



Dagboek Zuid-Afrika

Vorige: 1 augustus 1981
Terug naar hoofdmenu.


Escombe 2 augustus 1981

Het was gisteravond een heel gezelschap. Ze waren er niet allemaal, zei Jos, maar er waren dan toch: Graham en zijn vrouw. Graham heeft een zoon die lijdende is aan een of andere musculaire distrofie; spierverslapping dus. Hij is 22 jaar oud, kan zelfs zijn hoofd niet rechtopkrijgen met eigen kracht, wanneer hij in de rolstoel zit en het hoofd wegglijdt. Graham was eigenlijk al ongeveer dronken, althans duidelijk aangeschoten, toen hij arriveerde. Twee jaar geleden heeft hij een open-hartoperatie ondergaan, is toen een tijdlang erg sober geweest, maar drinkt nu toch weer teveel. Het zal het verdriet wel zijn. Verder Patrick en zijn vrouw June. Een erg jong stel nog, ik schat ze vooraan in de dertig. Patrick is een geestige stille jongen. Hij heeft vroeger gebokst, maar is daarmee gestopt omdat het te zeer deed. Hij heeft op de kermis eens een krant laten drukken met een grote kop volgens welke Patrick Muhammed Ali had verslagen. De krant was verder leeg, maar hij deed natuurlijk wel zijn werk. Verder Don en zijn vrouw. Ze hebben geloof ik twee kinderen. De oudste is elf jaar. Don is de meest ontwikkelde van het gezelschap, denk ik. Vervolgens Frank met zijn vrouw Sylvia, die met hun twee jongens kwamen, één van een jaar of negen en de andere twaalf of zo. Maar dat kan ook wel wat anders zijn. De jongste had een klein Rubic-kubusje dat moeilijk draaide en overigens net zo moeilijk was als de Rubic-kubus die ik zelf heb. Maar ik heb hem wel al spoedig een groene kant voorgedraaid en dat maakte heel wat indruk. Frank is afkomstig uit Yorkshire. Ik geloof dat hij de Zuidafrikaanse nationaliteit heeft. En dan nog Gordon en zijn vrouw. Hij zat eigenlijk het verst van mij vandaan, ik kon hem o.a. daardoor niet goed verstaan. Daarom heb ik van hem ook de minst duidelijke indrukken. Het waren wat de mannen betreft allemaal mensen van Beacan Sweets, monteurs, een electricien, een sweet-maker (Graham). De dames zaten, net zoals in Nederland vaak voorkomt, direct allemaal (behalve June) samen op de bank. Ze hebben aan het centrale gesprek over Zuid-Afrika en de apartheid niet meegedaan. Alleen laat in de avond of vroeg in de morgen, bij het dansen, hadden ze met de mannen contact.

Het is natuurlijk niet mogelijk de gesprekken die er gevoerd zijn samen te vatten. Al was het alleen maar omdat zoveel ervan onverstaanbaar was. Vooral in het begin van de avond ontsnapt je eigenlijk zowat alles. Er is dan ook nog nauwelijks een gesprek. Het zijn nog losse opmerkingen en grappen en grollen tegen elkaar. Na verloop van tijd komt het huwelijk van Charles en Diana aan de orde. Graham is een ontzettende royalist, zegt hij. Dat klinkt in onze oren zo vreemd dat daarover gepraat moet worden: hoe kan iemand die in Zuid-Afrika geboren is een royalist zijn? Graham praat, als je dat vraagt, over zijn vader. Dat moet een fantastische kerel geweest zijn. Hij is in 1903 naar Zuid-Afrika gekomen, is later, van 1911 (of zo) tot 1915 (of zo) terug geweest naar Engeland. Hij was toen nog te jong om in het leger te dienen. Later is hij nooit meer terug geweest. Graham zelf had altijd wel eens naar Engeland toe gewild, maar het is er nooit van gekomen. Hij vertelt dat hij maar één keer van zijn leven zijn vader heeft gezien met tranen in de ogen. Dat was op de dag dat Verwoerd begraven werd. Het heeft allemaal weinig met royalisme te maken, tenminste niet voor ons, maar Graham brengt het er wel allemaal bij ter sprake. Don en Frank schijnen de warme gevoelens voor Engeland wel te delen. De Britse nationaliteit, dat is een kostbaar bezit in het leven. Daar kun je altijd op terugvallen. Het gesprek dat over Charles begon gaat onontkoombaar naar de politieke situatie in Zuid-Afrika. Een groot gedeelte van de avond gaat heen met weinig gestructureerd gepraat. Je moet eerst elkaars standpunten verkennen, voordat er gediscussiëerd kan worden. Meningen aan elkaar toetsen is pas mogelijk als je weet wat de posities zijn. En niet iedereen heeft even duidelijke posities. Frank bv. houdt er merkwaardige opvattingen op na. Hij zegt dat dit stomme volk altijd weer mensen aan de macht brengt die het land met grote zekerheid naar de ondergang voeren. Hij is ook tegen de apartheid, in die zin dat hij zegt: laat de mensen stemmen. Maar als ik ervoor pleit dat ze de macht zouden afstaan aan een meerderheid van zwarten, beschuldigt hij me van communistische sympathieën. Als ik hem onder de aandacht breng, dat ik niets met de Russen of de communisten te maken heb en het als een belediging beschouw als hij dat zegt, blijft hij bij zijn uitspraak. Ik zeg hem dat ik toch ook niet beweer dat hij met de mond van Hitler praat. Hij blijft erbij. Dan ga ik naar het toilet om van het gesprek af te zijn. Als ik terugkom hebben de anderen er blijkbaar over doorgepraat, omdat ze gemerkt hebben dat het voor mij niet zomaar een praatje is. Frank biedt dan zijn verontschuldigingen aan. We zijn later zonder ruzie of zo uit elkaar gegaan, maar ik denk, dat hij evengoed zijn duidelijke opvattingen over mij zal hebben als ik dat heb over hem. De moeilijkheid bij veel gesprekken is dat ze zeggen: ga nou eens in Kenya kijken (zoals Don zei) en zie eens wat daar voor een armoe bestaat. Met de suggestie: als je dat gezien hebt, zul je over Zuid-Afrika wel gunstiger oordelen. Het verschil is, zei ik vanmorgen tegen Jos, dat zij niet goedvinden dat je van een keutel zegt dat die stinkt, zolang er ergens anders een keutel is waarover je niks zegt. Je moet ook altijd, zoals Frank zei, eerst over de Russen praten en over jezelf wanneer je uit Europa komt. En dan zelfs nog je kop houden over Zuid-Afrika. Ik heb gesteld dat iedereen mag zeggen wat hij van de zaak vindt. Enzovoort, hetzelfde gesprek, eeuwig en altijd. Maar het was wel een uiterst informatieve avond. Het was half drie toen we naar bed gingen.

Zie vervolg van 2 augustus 1981.


Jan van Bakel, Zuidafrikaans dagboek.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.