Jan van Bakel



Jan van Bakel
Hoofdscriptie Letterkunde

Terug naar Curriculum
Terug naar Hoofdmenu


De hoofdscriptie letterkunde voor mijn doctoraal examen Nederlands op 18 juni 1951 was getiteld: Modernistische Poëzie in Vlaanderen 1916 - 1928. Deze scriptie bestaat niet meer, nergens meer. Kort na mijn examen - meen ik me te herinneren - heb ik ze verscheurd in een vlaag van pessimisme en volslagen gedesillusioneerd, wel wetend dat de vernietiging totaal was. Dat is vandaag natuurlijk wel betreurenswaardig. Ik had de tekst nou graag weer eens ingezien. Brom had mij na het examen het werkstuk teruggegeven. Als het voor hem een beetje de moeite waard was geweest, had hij niet eens hoeven zeggen: "Mag ik die misschien behouden?", want ze was voor hem gemaakt. Hij mocht ze gewoon houden en als ik er belang in stelde zou ik er wel een kopie van gemaakt hebben. Het laatste was waar, maar die heeft het ook niet kunnen uithouden tegen mijn stemming.

De hier volgende tekst behelst de 18 bladen aantekeningen die Gerard Brom bij lezing van mijn scriptie had gemaakt. Ik heb die wél bewaard en vraag me niet waarom. Voor mijn eigen gevoel overweegt de behoefte om de irritatie van Brom te laten blijven wat ze was: duidelijk. Maar ook om te laten zien wat de hoogleraar van de leerling eiste. Men zou zich kunnen afvragen: had die leerling dat in al die jaren van collegelopen bij deze grote geleerde niet al ten einde toe kunnen opsteken? Maar voor mijn gevoel leerde je van Brom niet veel. Hoogstens kwam je iets te weten. Zoals half Nijmegen, dat kwam luisteren naar zijn zaterdagse colleges. Tegenwoordig "drukken" ze zoiets, bij voorbeeld op een website. Het meest indrukwekkende wat ik in zijn colleges heb meegemaakt was een discussie van hem met Albert Borsboom, die een scriptie had gemaakt over Ter Braak. Dat was een discussie die die naam verdiende, maar natuurlijk toch ook geen methodologische instructie in het vak dat aan de orde was. Het was een indrukwekkende, geleerde, ideologische twist, maar zonder iemand iets systematisch te leren over of voor een vak of een beroep.

Bij mijn examen had Brom voor hoofd- en bijvak (Algemene Letterkunde) tezamen een half uur tot zijn beschikking. Hij heeft die tijd ten volle besteed aan een monoloog. Ik kwam niet aan het woord. Van de scriptie bestaat gelukkig nog wel de literatuurlijst - bronnenlijst. Die laat bovendien zien dat mijn scriptie 169 getypte pagina's telde. Allemaal met de hand op een typmachine. (De fotokopie toont dat Brom Brémond corrigeerde tot Bremond.) Ik beschik verder over een brief van de hand van Brom, gedateerd 23 juni 1951 (vijf dagen na het examen), waarin hij enkele opmerkingen over het gebeuren maakt. Die brief wordt beneden getoond.

Ik heb dit item geïllustreerd met twee portrettekeningen van Gerard Brom die ik ooit tijdens colleges gemaakt heb. Ik vond ze terug in oude diktaatcahiers. De nummers in Brom z'n tekst wijzen naar de pagina's van de scriptie. Vanzelfsprekend zijn lang niet alle opmerkingen nog te interpreteren.

    Gerard Brom over doctoraal-scriptie

    Gerard Brom 1947

    Titel "Modernistisch"? (Theologische term sinds Pius X)

    2. Voorwoord - Waarom alleen drie katholieken genoemd?

    4 titels volgens afspraak cursiveren zonder aanhalingstekens!

    7 In Frankrijk stond de raison altijd hoger aangeschreven dan in Duitsland.

    10 "vasthouden" (typisch voor Jan van Bakel) vóór een uiteenzetting van het object, waaraan U wil vasthouden! Waarom niet onderstellen, aannemen, uitgaan van of zoiets, waardoor het hypothetische blijkt?
    Is uw enge begripsbepaling van expressionisme geen oorzaak van de noodsprong naar die ondeugdelijke naam "modernistische poëzie"? Het staat U vrij, de nadruk op de levensbeschouwing dus op de strekking te leggen, maar welk recht hebt U om de vorm en de andere elementen, die U persoonlijk minder aantrekken, uit te sluiten? Dat is volstrekt apriorisme. U begint met het einde.

    12/3 gevaar van subjectieve keus!

    13 Elke kunstperiode, vooral elke stijlrichting uit de nieuwe, nog moeilijk overzienbare tijd maakt een erg ingewikkelde indruk, waarbij het niet licht valt de voornaamste kenmerken te onderscheiden. Denk eens aan de romantiek, waarvan het expressionisme in veel opzichten een soort nawerking of herleving lijkt. Inzóver is Uw term "modernistisch" begrijpelijk, dat de algemene drang revolutionair was, brekend met het verleden, zoals de futuristen uitdrukkelijk bekenden. Daarom metrum en strofe losgelaten en alle grenzen van ruimte of voorstelling doorbroken.

    14 Zou U bij Der Ausflug niet verwijzen naar de opkomst van de jeugdbeweging? "Der Wandervogel" ontstond niet toevallig midden in de asfaltcultuur van Berlijn. Deze "entschiedene Jugend" maakte zich radikaal van ouderen en zelfs van de ouders los. Als U het niet-individualistische van deze poëzie vooropstelt, mag U de samenhang met de gelijktijdige verschijnselen op maatschappelijk gebied toch niet vergeten.

    23 "Das Ich schaft sich die Welt" vat de kenleer van de idealistische filosofie samen.

    24 Zijn de verzen op deze bladzij niet wat met zoveel ophef "kosmisch" werd genoemd?

    26 paradox!

    30 Het gedicht tegen de machine heel anders dan de mechanische, technische, vooral electrische beelden, die expr. dichters zo graag gingen gebruiken.

    35/6 Het lijkt kenmerkend voor Uw geest om tamelijk grote gedichten, die op zichzelf beoordeeld willen worden en voor zich zelf moeten spreken, in een eigen zin in te lijsten, alsof het allereerst op Uw program aankwam en niet op Uw gegevens. Ook het verwijzen naar U zelf ("hierboven hebben wij gezegd") is typerend. Als U door dik en dun de indruk wil maken, iets met geweld waar te maken, doet U op deze manier goed. Anders niet.

    41 Over de vorm, waardoor de kunst zich wezenlijk onderscheidt, schijnt U heen te glijden. Met alle aandacht voor het gehalte mag U toch wel belangstelling voor het vers als vers hebben. Welnu, de retoriek is van die poëzie af te scheppen en de demagogie erbij. We horen Goebbels al aankomen. Maakt U bezwaar tegen de term -Sprachbarbarei" (39), die treffend juist is, dan wil U tenminste wel erkennen, dat het een flarden- en schervenpoëzie voorstelt, niets dan de "kreet", om een wachtwoord van de heren zelf te gebruiken, waarvoor het woord schreeuw raker zou zijn. Niet toevallig was de negerplastiek onder de leus van het primitieve of het elementaire toen in de mode evenals de negerdans (step, tango enz.) en de negermuziek (jazz), waarvan trouwens verschillende name (? JvB) naar de poëzie overwaaiden.
    Dat U de gedichten e mente auctoris wil verstaan en verklaren, pleit voor de zuiverheid en objectiviteit (laatste twee woorden doorgehaald JvB) van Uw methode. Alleen mag U zich bewust blijven van het gevaar, door die ideologische Duitsers het hele geval, ja ieder vers op zichzelf, te zwaarwichtig op te nemen. Wat is er van al die omwentelingsplannen tot redding van de mensheid gekomen? Zou ik een titel nodig hebben voor hun bloemlezing, het zou eenvoudig Kaput! zijn, want stukslaan, met te name de poëzie stukslaan was de, wel door de wereldoorlog versterkte, wellust van die dichterlingen.

    49 Is de écriture automatique niet verwant met de gelijktijdige psycho-analyse, de dieptepsychologie ("zijn diepste ik"), die zoveel aan droom en instinct toeschrijft? Deze onderstelling wordt versterkt door het feit, dat Breton en Aragon psychiaters waren (wat U 51 herhaalt)
    [Ik zie dat U het op 51 opmerkt].

    57 Zou U Frans en Engels dooreen citeren, nog wel om een Frans boek te kenschetsen?

    59 noot 144
    Liever uit de eerste hand citeren!
    Vergelijk het gedicht van Reverdy nu eens met Verlaine, Chanson d'Automne (Choix de Poésies p.27). Dat is een middel om boven Uw materiaal uit te komen en een eigen, nieuwe bijdrage te leveren, die bovendien meer direkt het hart van de poëzie raakt. Het expressionisme valt trouwens alleen te kennen door vergelijking met het impressionisme. "De la musique avant toute chose", waarmee Verlaine's Art Poétique begon, blijkt niet meer te gelden voor dit vrije, bijna onberijmde vers; maar met dat al houdt het nieuwe met het oude nog de nodige verwantschap. Beide gedichten zijn en blijven in de grond stemmingen, indrukken.
    [ U kan Reverdy desnoods ook vergelijken met Goethe's Über alle Gipfeln ist Ruh]

    60 Zou Mallarmé met het symbolisme niet naast Rimbaud verdienen genoemd te worden? Nijhoff zegt op zijn beurt: "de woorden loszingen van hun betekenissen". Het aangehaalde gedicht van Soupault raakt weer aan het kinderlied (vgl. ook de Nijmeegse diss. van Tjaard de Haan). Uitersten van individualisme hangen dus als tegenpool samen met de volkspoëzie. Daarom heeft Uw uitspraak op de volgende bladzij een keerzij.
    Tenslotte mag de sensatie, de reclame in het expressionisme van alle soorten onderstreept worden. Echte poëzie zoekt geen marktlawaai of boulevarddrukte. Een nieuw bewijs, dat het expressionisme de retoriek nader staat dan de poëzie.

    66 Hoe kwam van Ostayen aan Marinetti? Las hij Italjaans of vertalingen in het Frans en wel in een bepaald orgaan?

    71 Zou U de apodictische vonnissen over Maurits van de Moortel en vooral over Karel van den Oever niet terloops toelichten?

    72 Voor het constructivisme vgl. de afstotende kruisiging, door de niet-katholieke Ravesteijn (?) met toejuiching van Jan Engelman in De Gemeenschap ontvangen en in De Maasbode door Jan Niewenhuis afgewezen.

    74 Is Chasalle niet iemand, die in Holland optrad? Zeg dan niet "een zekere", wat als een bewijs van onwetendheid tegen U kan uitgespeeld worden.
    Zijn Verveling lijkt met een bepaald soort schilderkunst samen te hangen (surrealisme? Zie het boek over die modes op het Kunsthistorisch Instituut)

    75 Laat Uw persoon er liever buiten ("wij")!

    78 Als het humanitaire en kosmische de kern is van het expressionisme dan sluit U de later poëzie van Paul van Ostayen daarvan uit! Dat is het gevolg van Uw eng doctrinaire opvatting, U zelf de weg af te snijden.
    Dit breekt heel de gang van Uw verhaal, als U eerst van Ostayen laat doodgaan en dan zijn hele werk nagaat. Waarom het een niet met het ander illustreren? Dat is veel organischer en genetischer.

    82 omslachtige stijl

    84 "De huizeslakken en hun toonprojeksies, die zijn de afstand tussen hen en mij"- deze regel bevestigt het abstracte van het cerebraal cubisme, zoals een volgende regel pantheistisch aandoet.

    85v. Blijkbaar vervangt de Musichall voor hem de kerk, want hij ziet die profane zaal geestelijk, dat over de lelijke vormen en grove liederen heengekeken wordt. Duidelijk is deze verbinding van spiritualisme (dat telkens in sensualisme omslaat, vgl. 92 met labiel evenwicht) en optimisme verwant aan Whitman. Het wijst in pantheïstische richting.

    88 De vreemde woorden zoals farandool, re(...? JvB), gigolo mogen wel opgemerkt worden èn als teken van kosmopolitisme èn als bonte vormen. Ook opvallend is het annexeren en sekulariseren van bijbelwoorden (b.v. 89). Allemaal grootspraak, zich overschreeuwen!

    89 "gefärlich Leben" is door Mussolini als leus voor de jeugd overgenomen van Nietzsche, die achter al dat geweld spookte.U wil het landverraad van de activisten, die later òns land ook probeerden te verraden, toch niet goedpraten? De hemel beware!

    91 Zou U de assonanties en tussenrijmen ("het spelemeien van der tijen...") niet eens verzamelen en beschouwen in deze zg. rijmloze poëzie?
    Is het mogelijk, dat "mijn blauwe ziel" aan de blauwe paarden van Marc herinnert, die U vroeger vermeldde? Kristus en Loreley in één adem! Chaos, uw naam is expressionisme. Het zou een rampzalige scheur in Uw werk zijn, de nadruk te leggen op de geest als het wezenlijke van het expressionisme, zonder die geest tot de grond te peilen. Een Nijmeegs proefschrift kan zich allerminst buiten de levensbeschouwing van de dichter houden,hoe vaag en ijl die ook mag zijn. Daarbij komt de grote paradox, dat Paul van Ostayen het leven boven de kunst beweert te stellen, maar feitelijk één en al literatuur is en zich op grote woorden laat drijven.

    92 Die instinctief (hislogische JvB?) kijk is weer met Whitman verwant.

    93 U dreigt opnieuw met een schema!

    101 Al eerder is gebleken, dat U evenmin de betekenis als de spelling kent van het woord weids, vermoedelijk naar analogie van het paar groot en groots door U gecontamineerd met wijd.

    103 Beeldspraak van Moens weerspiegelt een heel andere geest dan bij Van Ostayen.
    "... voor de God onzer jeugd
    die een blijde God is!"
    Vgl. "ad Deum qui laetificat juventutem meam".
    Alle frazes van Whitman over gemeenschap verzekeren niet deze direkte voeling met het Vlaamse volk als zo'n eenvoudige weerklank op de eredienst. {Persoonlijk moet ik bekennen te herademen bij Moens na zoveel zwoele dikdoenerij bij de door U sterk overschatte Van Ostayen, die wel de eerste in tijd, maar daarom niet altijd de beste in rang is geweest].

    104 Wordt de geliefde dynamiek niet bij voorkeur in auditieve beelden gezocht? Hoe dreunender een geluid, hoe liever. Gong is een mode-instrument in die davermuziek van expressionisten, die van claxons, saxofonen, klewangen (Kuyle) jazzband (...) aaneenhangt. Hier ligt een verschil met het meer visuele impressionisme. Geef ons feiten, feiten, feiten! U maakt misbruik van onderwerpzinnen, die beginnen met dat.
    noot 189 Is dat wel verantwoord?
    noot 191 "moeilijk"- goed, maar des te nodiger is een studie, die zich speciaal op de probleem richt. Overigens is het niet elegant om een gedicht te onderbreken voor zo'n voetnoot en niet logisch om een fundamenteel vraagstuk terloops af te doen.
    [Tussen twee haakjes: er bestaat geen enkele reden om alle tijdschriften in Uw bibliografie onder de T te zetten, waar niemand ze zoeken zal].

    109 Psalm van nieuw geluk'
    Wordt dit gedicht ook al uitgesloten van het expressionisme zoals dat op bl. 108? Vooreerst is de beginstroof met die redenering het tegendeel van impressionistisch (wat toch zoveel als expressionistisch wil zeggen); verder is het verspringen van de beelden (water, station, kralen, dorpen, boten, haa(? JvB), weer water, kinkhoorn, zoutkristal) vol van de onrust, die een kenmerk blijkt te wezen; en eindelijk is een beeld als ranzige boter ondenkbaar in poëzie vóór het expressionisme.

    110 "Orthodox" betekent hier evenals 127 wel orthodox-expressionistisch? U hebt het in een bladzij over Karel van den Oever gebruikt in de zin van orthodox-katholiek, wat verwarrend werkt.

    113 "De nederige en liefderijke gevoelens van het expressionisme" - dat is voor mij de kraste paradox, omdat het expressionisme voor anderen dan U een heel ander, veel ruimer type vertoont waarin de harde, bonte, schreeuwerige elementen overheersen. [het woord "schreeuwerig" meen ik me ook van U zelf te herinneren].

    116 Wat een vreemde kronkel moet er in Uw hersens zitten, als U Van den Wijngaart in de geest van Moens zou willen wringen! U begint de engste maatstaf te bedenken en verwondert U dan dat alles er niet aan beantwoordt. Als U eenvoudig beschrijft, in plaats van voor te schrijven, als U vormen waarneemt, eer U normen vaststelt , dan alleen is Uw studie objectief en vruchtbaar.
    Moet Van Ostayen met geweld voor genie uitgeroepen worden? Dat zijn temperamentsuitingen, gevoelsindrukken zonder meer. (vgl. 140)

    117 Het opnemen van gedichten in Uw eigen zinsbouw loopt belachelijk dood, waar een vraagteken eenzaam achteraan komt slepen.

    121 Zou Vanuit de grond kunnen samenhangen met La Charogne uit Les Fleurs du Mal van Baudelaire? In ieder geval ermee te vergelijken.

    123 Als U Nietzsche en zelfs Marinetti (?JvB) "anti-expressionistisch" noemt, gaat U de uiterste dogmatiek nog te buiten, ongeneselijke doctrinair! En dan Mussche uitsluiten is puur subjectief

    122 Kwartet lijkt gewoon dronkemanstaal. Zet dat nu eens naast het subliem simpele versje, dat Gezelle naar aanleiding van Beethoven's Septet dichtte: "Er viel 'n bladjen op het water". Dat is muziek, die poëzie wordt, of poëzie, die muziek is.

    124 De rooie papaver, die 't al eerder moest doen, is mogelijk uit Mei.

    129 "verdommen" is een woord dat door Marsman overgenomen zal worden (in het gedicht Toren van Babel).

    137 U zegt de dingen soms zo òneenvoudig mogelijk. "elke buitenlyrische belangstelling binnen de lyriek" heeft geen zin dan deze: "elke belangstelling buiten (het) lyrische (van de) poëzie". Of bedoelt U iets heel erg diepzinnigs? Openbaar het mysterie dan of zwijg erover.

    141 Waarvoor zulke pleidooien pro domo dienen? Qui s'excuse s'accuse.

    144 Als die poëzie zich "extatisch" noemt, is het gooien met grote woorden en daarmee de devaluatie van de taal afdoende bewezen.
    Die Melopee wijst in de richting van Engelman's vocalise, waarmee stilzwijgend Van Ostayen's werking op het Noorden aangetoond wordt. Een beetje geschiedenis hoort er bij.

    146 De lezer vraagt naar het beloofde expressionisme, niet naar wat U ("wij") op het hart heeft.
    Moet de verhouding van V.O. tot Gezelle niet onderzocht worden? Ik heb daarover een brief van M. Gilliams met een persoonlijk getuigenis.

    150 U vervalt meer en meer tot het peil van een feuilleton, ofschoon een studie, een onderzoek wordt gevorderd in plaats van zulke losse ontboezemingen of uitvallen. Van ontleding, dieper, fijner doordringen is geen sprake meer.

    159 U had tenminste een schets van de problematiek met voorbeelden kunnen uitstippelen, maar U rijdt U vast in Uw eigen kringetjes.

    Gerard Brom 1947 De lezer is ook gedrongen om een besluit te formuleren. Uw werk gaat meer in de breedte dan in de diepte, zoals niet verwondert, omdat U vooral met bibliografen voeling hebt gehouden en elke ontmoeting met geesten als Westerlinck, Sobry, Baur, die de beweging beleefd hebben als tijdgenoten en beoordelen als katholieke literatuurkenners, angstvallig of liever hardnekkig vermeed. Zo is Uw studie tussen twee grenzen gekrompen: aan de ene kant een op loffelijke volledigheid gerichte kennis van de Vlaamse literatuur, die ongelukkig niet tot de Noord-Nederlandse werd uitgebreid, en aan de andere kant een subjectieve, vrij dilettantische waardering, waaraan moeilijk de naam van inzicht, laat staan van filosofisch begrip, gegeven kan worden. Door die opsluiting moest U wel eenkennig blijven en Uw energie verkwisten aan het waarmaken van een vooropgezette theorie, n.l.: expressionisme = optimisme en deemoed (159 voor de zoveelste maal gehandhaafd). Wilt U dàt als het beste, U persoonlijk liefste expressionisme uitkiezen, ga gerust Uw gang. Maar niet exclusief ten koste van andersoortige, dikwijls volstrekt tegenstrijdige elementen. Bewaar Uw voorkeur voor Uw slotbeschouwing en geef in de loop van Uw verhaal (dat dan werkelijk een verhaal, een stuk geschiedenis kan worden) al de wisselingen, die U ontwikkeling of ontaarding mag noemen, in chronologische volgorde, waarmee vanzelf een organische samenhang verzekerd is. Laat de stof uitkomen, sta die niet voortdurend in het licht, zie uit Uw gegevens alles te halen wat er in zit, schrijf een zakelijk en bondig boek waarin niet zó veel gedichten van a tot z aangehaald hoeven te worden, houd de hoofdlijn geregeld in het oog, waardoor het geheel de delen ordent, overwin het absolutisme van alles of niets, dat louter simplisme is, en leer de wetenschap dienen met de betrekkelijkheden van het kleine, waarin Uw edele wachtwoorden optimisme en deemoed te verwerkelijken zijn.

    Hoe meer ik Uw theorie (even eenzijdig als die van het nihilisme in de Amsterdamse dissertatie, die U afwijst, maar nog minder gegrond) nadenk, hoe meer bezwaren er in blijken te liggen. Welke stijlrichting is met één karaktertrek getekend? Is b.v. de romantiek geen bundel tegenstrijdigheden? Waarom zou nu juist het expressionisme tot één type te herleiden zijn? U weet toch dat bij zulke labiele naturen als dichters het optimisme evenals de deemoed stemmingen zijn, die telkens in hun tegendeel omslaan, ja dat tegendeel ook onderstellen. Ook kan U zelfs Uw model Paul van Ostayen niet eens onder die formule vatten; en wanneer hij dus geen zuiver beeld levert, wie moet het dan wel doen? Zo raakt U aan alle kanten vastgeboord in Uw doodlopende consequentie, waarmee U geen sterveling zal overtuigen. U deduceert uit een stelling en zou eenvoudig moeten lezen wat de feiten vertonen. Welnu, de leus expressionisme is opgekomen als reactie op impressionisme. Begin dus met dit laatste aan concrete voorbeelden te laten zien en beschrijf dan naar diezelfde verschijnselen het daarvan afwijkend, daartegen ingaand expressionisme.

    [Een van de eersten om het expressionisme bij ons te signaleren was de zelf impressionistische Albert Verwey in zijn bespreking van Franz Werfel (De Beweging, 1915 IV 209 vv.]

    Het leerzame boek van Louise Thon Die Sprache des deutschen Impressionismus (München 1928) geeft telkens bij wijze van kontrast teksten van expressionisten, om de stijlkenmerken te laten uitkomen. Werk dit boek door (waarin alle voorbeelden niet gespeld hoeven te worden) en vorm Uw methode, als U die van de schrijfster niet weet te verbeteren, aan de hare. Voor expressionisme zie het register i.v. 'Ausdruckskunst'. Het werk zal U meteen leren inzien, wat de analyse van de vorm allemaal betekent voor het begrip van een stijlrichting. Ook zal U blijken, hoe de verschillende stijlen soms in elkaar overlopen. Maar b.v. het verbale van het expressionisme tegenover het nominale van het impressionisme is karakteristiek voor het welbewust dynamische, luidruchtige, op het stampvoetend nationaalsocialisme uitlopend, met de schreeuwerig ''harde'' Nietzsche verwante expressionisme.

    Als dat verschil eenmaal vaststaat en de lezer duidelijk voor ogen komt, ga dàn filosoferen zoveel U wil; en concludeer desnoods aan het slot, dat het oorspronkelijkste, echtste expressionisme dit of dat bepaalde soort is geweest. Op die manier alleen schrijft U geschiedenis. Om die methode te begrijpen, kan U naar een glashelder boek grijpen als Italien und das deutsche Formgefühl van Heinrich Wölfflin, waarin het onderscheid tussen twee typen afdoende vanaf de eerste bladzijden, die voor U volstaan, uit concrete gevallen wordt afgeleid; of, als U een litteraire studie wil, het in Wölfflin's geest opgezette en naar zijn werk Kunstgeschichtliche Grundbegriffe, dat renaissance en barok vergelijkt, maar voor oningewijden wat moeilijk is, gevormde Klassik und Romantik. Vollendung und Unendlichkeit van Fritz Strich, soms wel zwevend maar toch leerzaam. Impressionisme en expressionisme zijn twee grootheden, die U onpartijdig dient af te wegen. Uw recht is op de geest meer in te gaan dan op de vorm. Alleen de vorm, de stijl en dus de stijlanalyse weg te laten, zoals U doet en ook de nawerking van het expressionisme, ja zelfs het doordringen tot Holland te vergeten zou voor Uw diss. onmogelijk zijn.

    Kaart Brom 23-6-51

    Klik voor vergroting...


Dat hebt U nu dus allemaal gelezen. Het is ook voor mijzelf verbluffend te proeven hoeveel bitterheid er spreekt in dit document. Het eerste wat ik hierna moet zeggen is: als Brom zijn onderwijs goed had ingericht, had er ergens een moment moeten zijn waarop hij mij dit alles had ingezouten, niet nadat ik er maanden en maanden aan had gewerkt maar vóór dat alles. Welnu. Na deze hele tekst van Brom, genoteerd op 18 eenzijdig beschreven blaadjes, van letter tot letter te hebben uitgetikt - met hier en daar vraagtekens bij lastige interpretatie - zijn alle gevoelens hernieuwd die mij bezielden toen ik de beide exemplaren van mijn scriptie vernietigde. Ik kan mij op dit moment niet meer voorstellen hoe ik direct na het examen - waarvoor ik overigens slaagde - nog contact kon zoeken met hem, waarbij zelfs de mogelijkheid van een promotie onder zijn leiding aan de orde schijnt gekomen. Ik vind het nu allemaal grotendeels geïrriteerde (vaak roomse) praat wat uit die aantekeningen te lezen valt. Zijn irritatie spruit trouwens duidelijk mede voort uit de stof zelf van mijn werk: die vermaledijde expressionisten. Alleen Wies Moens kon er bij hem een beetje mee door. Ik ben mij ervan bewust dat er heel wat mis was met mijn scriptie. Ook herinner ik me, dat ook voor mijn eigen gevoel de kwaliteit van mijn tekst terugliep tegen het eind, waar het laatste deel van het werk van Van Ostayen ter sprake kwam. Maar ik ben zo eigenwijs om te menen dat het allemaal niet klopte wat Brom deed. Waarvoor al die irritatie? Als iemand schuldig was aan mijn onkunde en aan mijn onbenul omtrent letterkundige scripties dan was hij dat toch wel zelf? Ik heb - inmiddels - teveel doctorale activiteiten van studenten begeleid om niet te weten wat daar allemaal bij speelt. Brom achtervolgde je wel met eindeloze reeksen van aantekeningen rondom je onderwerp, maar gestructureerd onderwijs over werkstukken schrijven was nooit aan de orde. Michels was gelukkig een heel andere man. Toen Brom een half uur aan het woord was geweest en taalkunde aan de beurt kwam, schoof hij mijn scriptie over de Vaktaal van Brabantse Klompenmakers met foto's en al onder Broms neus en nodigde hem vriendelijk uit om mee te kijken.

En nog iets anders: spreek je zó tegen studenten die bij je afstuderen? Ik zou me schamen.

Het laatste wat ik ooit van Brom ontving was een kaartje na mijn benoeming in Den Haag:

Maar hij is wel aanwezig geweest bij mijn promotie bij Michels zeven jaar later...


Na het examen
Joop de Wit - Ben Lenferink - Tini Janssen - Gerard van der Loo
Jan de Jong - Gonny - Jan Elemans - Frans van de Wiel
en links vooraan: ikke dus

  Terug naar boven