GAIA

  HOOFDMENU

 

0. Praecambrium: vóór 5.42 miljard jaar geleden

1. Hadeicum. 4.6 tot 3.96 miljard jaar geleden

Met Hadeïcum wordt een geologisch tijdvak bedoeld, dat niet gedefinieerd is op Aarde. Het is de oudste periode in de geologische geschiedenis, vanaf het ontstaan van de Aarde (4560 miljoen jaar (Ma) geleden) tot de oudst gedateerde sedimentaire gesteenten (3800 Ma of 3,8 Ga geleden).


Vorming van oceanen en kooldioxyde dampkring.
Bombardement uit de ruimte (4.1 - 3.9 miljard).
Op aarde ongeveer 3000 kraters met doorsnede van 100 km.

2. Archaicum. 3.96 tot 2.5 miljard jaar.


Vanaf 3.8 miljard: bacterieel leven in de oceanen: Prokaryoten.
Vroegste fossielen: 3.5 miljard, eencelligen.
Groei van vele landmassa's: volwassen aarde.

3. Proterozoicum. 2.5 tot 0.570 miljard jaar (570 miljoen)


Aardkorst begint te bewegen (platentektoniek).
Toename zuurstof in dampkring.
Eukaryoten (meercellig leven)(2 - 1.5 miljard)

Het Proterozoïcum heeft een dermate lange duur, dat zich waarschijnlijk verschillende Wilsoncycli (van supercontinent tot supercontinent) afspeelden. [Een Wilsoncyclus of supercontinentcyclus is in de platentektoniek een zich herhalende cyclus waarbij de continenten zich eerst samenvoegen tot een supercontinent, dat weer opbreekt in fragmenten. De fragmenten komen uiteindelijk weer bij elkaar om een nieuw supercontinent te vormen.] De cyclus is naar de Canadese geofysicus John Tuzo Wilson (1908-1993) genoemd, aan wie opviel dat oceanische korst over het algemeen veel jonger is dan continentale korst. Hij leidde daaruit af dat oceanische bekkens vergeleken met de continenten een korte levensduur hebben. Oceanische korst wordt telkens opnieuw aangemaakt en op andere plaatsen vernietigd, zodat dit type korst zich voortdurend vernieuwt. Of de manier waarop platentektoniek plaatsvond geheel gelijk was aan de huidige, is voor het vroegste deel van het eon nog niet duidelijk. Een belangrijke ontwikkeling was de ontwikkeling van een zuurstofrijke atmosfeer tijdens het Mesoproterozoïcum. Ook kwamen een aantal maal zeer sterke ijstijden voor, zogenaamde sneeuwbalaardes. Het laatste deel van het Proterozoïcum wordt gekenmerkt door een snelle ontwikkeling van het meercellige leven.

3.1. Proterozoicum I.

3.2. Proterozoicum II.

3.3. Proterozoicum III. (670 miljoen - 570 miljoen)

Vroeger genaamd Vendium, thans Ediacarium.

4. Phanerozoicum. (570 miljoen jaar geleden tot nu)


Ontstaan oude Atlantische Oceaan.

4.1. Paleozoicum. (570 miljoen - 250 miljoen)

  • 4.1.1. Laag (570 miljoen - 405 miljoen)

    Cambrium (570 miljoen - 505 miljoen)

    Het geologisch tijdvak Cambrium (542 ± 1.0 - 488,3 ± 1.7 miljoen jaar (Ma) geleden) is het onderste systeem of de vroegste periode van het era Paleozoïcum. Het volgt op de periode Ediacarium en wordt gevolgd door het Ordovicium. Het Cambrium is het oudste systeem waarin op grote schaal grote, goed herkenbare meercellige fossielen worden gevonden. Voor het Cambrium komen slechts sponzen en medusae voor. In het begin van het Cambrium verschijnt ongeveer de helft van alle bekende groepen leven (biologische stammen of phyla), vaak zonder dat directe voorouders gevonden zijn. Deze plotselinge radiatie van soorten wordt de Cambrische explosie genoemd.

    Ordovicium (505 miljoen - 435 miljoen)

    Het Ordovicium is een periode uit de geologische tijdschaal (of een systeem in de stratigrafie) , die ongeveer van 488 tot 444 miljoen jaar geleden duurde. Het Ordovicium is onderdeel van het Paleozoïcum, het volgt op het Cambrium en wordt opgevolgd door het Siluur. Het Ordovicium was een periode met een relatief warm klimaat en een hoog zeeniveau, met als korte uitzondering een ijstijd in het Laat-Ordovicium. Het leven speelde zich nog voornamelijk af in het water, hoewel er aanwijzingen zijn dat primitieve planten en insecten al in vochtige omgevingen op het land voorkwamen. Succesvolle groepen zeedieren waren de inktvissen en graptolieten. In het Ordovicium verschijnen ook de eerste kaakloze vissen.

    Siluur (435 miljoen - 405 miljoen)

    Het Siluur is in de geologische tijdschaal een periode (en in de stratigrafie een systeem) van ongeveer 444 tot 416 Ma (miljoen jaar geleden). Het Siluur is onderdeel van het Paleozoïcum. Het volgt op het Ordovicium en komt voor het Devoon. In het Siluur was het klimaat warmer en lag het zeeniveau hoger dan in het voorafgaande laatste deel van het Ordovicium. De landmassa was verspreid over het grote paleocontinent Gondwana en een aantal kleinere continenten. Door de continentale collisie tussen twee van deze kleinere continenten, Laurentia en Baltica, vond de Caledonische orogenese plaats. Gedurende het Siluur verschenen ook de eerste planten op het land. Gewervelde dieren kwamen nog niet op het land voor, maar in de oceanen verschenen steeds beter uitgeruste soorten vissen. Bekende gidsfossielen uit het Siluur zijn verder graptolieten, brachiopoden en trilobieten.
    Caledonische tectonische cyclus (genivelleerd)

  • 4.1.2. Hoog (405 miljoen - 250 miljoen)

    Devoon (405 miljoen - 360 miljoen)

    Het Devoon is een periode in de geologische tijdschaal (en een systeem in de stratigrafie) die duurde van 416,0 ± 2,8 tot 359,2 ± 2,5 miljoen jaar (Ma) geleden.[3] Het Devoon is onderdeel van het era Paleozoïcum. Het volgt op het Siluur en wordt opgevolgd door het Carboon. Het Devoon was een periode met een relatief warm klimaat en hoog zeeniveau. Er werden enorme riffen gevormd in ondiepe zeeën, terwijl op het land de primitieve Silurische planten en insecten zich verder ontwikkelden. De eerste echte bossen ontstonden, waar onder andere de eerste zaadplanten groeiden. In de zee werden de kaakvissen steeds dominanter ten gunste van ostracodermi en placodermi. In het Devoon verschenen ook de eerste gewervelde landdieren. Dit waren amfibieën, die zich uit vissen ontwikkelden. Vanaf het Midden-Paleozoïcum bewogen de belangrijkste continenten naar elkaar toe, dit zou leiden tot de Caledonische orogenese in het Siluur en Vroeg-Devoon en de Hercynische orogenese in het Laat-Devoon en Carboon.
    Oude Atlantische Oceaan gesloten.

    Carboon (360 miljoen - 290 miljoen)

    Het Carboon is een periode in de geologische tijdschaal (en een systeem in de stratigrafie) die duurde van 359,2 ± 2,5 tot 299,0 ± 0,8 miljoen jaar geleden (Ma).[3] Het Carboon is onderdeel van het Paleozoïcum. Het volgt op het Devoon en wordt gevolgd door het Perm. Tijdens het Carboon kwam een einde aan de vorming van het supercontinent Pangea, het naar elkaar toe bewegen van de continenten was overigens al veel eerder begonnen. Het zeeniveau was relatief hoog en grote delen van het tegenwoordige Europa waren bedekt met moerassen. In deze moerassen werden afgestorven plantenresten opgeslagen die een groot deel van de tegenwoordige steenkoolvoorraden op Aarde vormen. Er verschenen veel nieuwe soorten insecten en amfibieën en ook de eerste reptielen en zaadplanten.
    Hercynische tectonische cyclus (o.a. Ardennen)

    Perm (290 miljoen - 250 miljoen)

    Het geologisch tijdperk Perm is in de geologische tijdschaal de laatste periode van het era Paleozoïcum. Het Perm duurde van 299,0 ± 0,8 tot 251,0 ± 0,4 miljoen jaar geleden (Ma). Het Perm volgt op het Carboon, na het Perm volgt het Trias, de eerste periode van het Mesozoïcum. Het Perm wordt in Europa onderverdeeld in het Rotliegend en het Zechstein. Omdat alle landmassa geconcentreerd was in het supercontinent Pangea werd het klimaat wereldwijd droger. Op veel plekken werden typisch continentale sedimenten afgezet zoals zandsteen en evaporiet. In het Perm nam de evolutie van reptielen en andere landdieren een vlucht. In het er op volgende Mesozoïcum zouden hieruit de dinosauriërs en zoogdieren ontstaan.
    Eerste naaldbomen.

4.2. Mesozoicum. (250 miljoen - 65 miljoen)

  • 4.2.1. Trias (250 miljoen - 205 miljoen)

    Het Trias is een periode in de geologie (en een systeem in de stratigrafie), dat duurde van ongeveer 251,0 tot 199,6 miljoen jaar (Ma) geleden. Het is de vroegste periode van het era Mesozoïcum en volgt op het Perm, de laatste periode van het Paleozoïcum. Het Trias wordt onofficieel in drie tijdvakken of series opgedeeld: Buntsandstein, Muschelkalk en Keuper. De naam Trias betekent dan ook letterlijk driedeling. Op het Trias volgt het Jura, de tweede periode van het Mesozoïcum. In het Trias lagen bijna alle continenten verenigd in het supercontinent Pangea, aan het einde van het Trias begon dit echter op te breken. Het klimaat was wereldwijd droog en warm en het zeeniveau nog relatief laag. Aan zowel het begin als het einde van het Trias vond een belangrijke massa-extinctie plaats. Gedurende het Trias ontstonden veel nieuwe soorten, waaronder de eerste dinosauriërs en gevleugelde pterosauriërs, soorten koralen en vroege zoogdieren. Bij de planten verschenen de eerste bedektzadigen in het Trias.

  • 4.2.2. Jura (205 miljoen - 135 miljoen)

    Het Jura is een periode in de geologie (en een systeem in de stratigrafie) die duurde van ongeveer 199,6 tot 145,5 miljoen jaar geleden (Ma). Het Jura is de tweede en middelste periode van het era Mesozoïcum. Het volgt op het Trias en wordt opgevolgd door het Krijt. In het Jura was het opbreken (scheuring) van het supercontinent Pangea in volle gang. Het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan opende zich. Het zeeniveau steeg en kwam relatief hoog te liggen. Het Jura was (samen met het erop volgende Krijt) de bloeiperiode van de dinosauriërs, ook ontstonden de eerste vogels en zoogdieren.

  • 4.2.3. Krijt (135 miljoen - 65 miljoen)

    Het Krijt is een geologisch tijdperk dat duurde van ongeveer 145 tot 66 miljoen jaar (Ma) geleden. Het is de laatste periode van het era Mesozoïcum, het volgt op het Jura en wordt gevolgd door het Paleogeen, de eerste periode in het Cenozoïcum. Het Krijt was een periode met een relatief warm klimaat en een hoge zeespiegel. In het water leefden tegenwoordig uitgestorven groepen dieren waaronder zeereptielen, ammonieten en rudisten. Op het land leefden diverse soorten dinosauriërs, tegelijkertijd verschenen veel van de moderne groepen zoogdieren en vogels. Onder de planten verschenen de bedektzadigen (bloemdragende planten). Het Krijt werd afgesloten met de laatste grote massa-extinctie uit de Aardse geschiedenis, waarbij onder meer de dinosauriërs uitstierven.

4.3. Kaenozoicum (Tertiair) (65 miljoen - nu)

Rijke variatie zoogdieren.

  • 4.3.1. Tertiair (65 miljoen - 2 miljoen)
    Alpine tectonische cyclus (Alpen, Karpaten, Kaukasus e.a.)

    Paleoceen (65 miljoen - 55 miljoen)

    Het Paleoceen oftewel het oudste deel van het recente, is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 65,5 ± 0,3 Ma (miljoen jaar geleden) tot 55,8 ± 0,2 Ma. Het Paleoceen heeft in de tijdschaal de status van tijdvak of serie en is een onderverdeling van het Paleogeen, de oudste periode van het Cenozoïcum. Het volgt op het Laat-Krijt en wordt gevolgd door het Eoceen.
    Het Paleoceen was een periode met relatief laag zeeniveau en een koeler klimaat dan het voorafgaande Krijt. Het beslaat de eerste 10 miljoen jaar na de Krijt-Paleogeen-massa-extinctie, een fase van massale uitsterving waarbij onder andere de dinosauriërs verdwenen. Door het verdwijnen van de dinosauriërs konden de zoogdieren zich in relatief korte tijd via adaptieve radiatie sterk diversificeren.

    Eoceen (55 miljoen - 36 miljoen)

    Het geologisch tijdperk Eoceen oftewel de dageraad van het nieuwe, is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 55,8 tot 33,9 miljoen jaar geleden (Ma). Het Eoceen volgt op het Paleoceen en wordt gevolgd door het Oligoceen. Het Eoceen was een tijdperk met een uitgesproken warm en nat klimaat. De vroegste deel van het Eoceen was de warmste periode van de afgelopen 100 miljoen jaar. Daarna trad enige temperatuurdaling op, maar tot op hoge breedtegraad heersten er tropische temperaturen. Boven de poolcirkel heerste een gematigd klimaat en groeide loofbos. Tijdens het Eoceen ging de diversificatie van zoogdieren en vogels door, die tijdens het Paleoceen begonnen was. Onder de planten verschenen de eerste moderne grassen. Het Eoceen eindigde met een massa-extinctie die de grande coupure heet.
    Australie gescheiden van Antarctica en Z.Amerika.
    Vroegste antropoiden.

    Oligoceen (36 miljoen - 24 miljoen)

    Het geologisch tijdperk Oligoceen oftewel "het weinig nieuwe") is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 33,9 tot 23,03 miljoen jaar geleden (Ma). Het Oligoceen komt na het Eoceen en na het Oligoceen en wordt gevolgd door het Mioceen.
    Het Oligoceen was een tijdperk met een relatief koel klimaat, waarin er een ijskap op Antarctica lag en de bossen die de continenten bedekten plaatsmaakten voor open grasland. Dit beïnvloedde de evolutie van zoogdieren: er verschenen steeds grotere grazende planteneters, met name onder de evenhoevigen. Een andere groep die sterk opkwam waren de insecten. Onder de primaten verschenen de eerste soorten die op moderne apen leken.

    Mioceen (24 miljoen - 5 miljoen)

    Het Mioceen oftewel "het minder nieuwe", is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 23,03 tot 5,332 miljoen jaar geleden (Ma). Het Mioceen volgt op het Oligoceen en wordt gevolgd door het Plioceen. Een belangrijke ontwikkeling was het verder verspreiden van grassen en kruiden. Kleine gewervelde dieren divercificeerden zich en er verschenen verschillende soorten grote zoogdieren (een zogenaamde megafauna), waarvan veel tegenwoordig uitgestorven zijn. Ondertussen ging gebergtevorming in de Himalaya, Alpen en Rocky Mountains door. Eerste honden.

    Vroege Mioceen: verspreiding antropoiden.
    17 miljoen: Afrika raakt Eurazie (Ontstaan Alpen en Jura).

    Plioceen (5 miljoen - 2 miljoen) In het Plioceen leek de natuur al veel op die van tegenwoordig; zo waren er al veel gewervelde dieren die nu nog steeds bestaan- neushoorns, stekelvarkens, leeuwen, luipaarden, otters, gieren en zebra's. Echter, er waren ook nog andere hominiden, sabeltandkatten, looproofvogels en mastodonten.

  • 4.3.2. Kwartair (2 miljoen - nu)

    Pleistoceen (2 miljoen - 0.01 miljoen)

    Het Pleistoceen kenmerkt zich door: Afwisseling van perioden met een gematigd warm klimaat (interglacialen of tussenijstijden zoals de huidige tijd) en perioden met een overwegend veel kouder klimaat, de zgn. glacialen of ook wel 'ijstijden' genoemd. Tijdens glacialen worden landijskappen ook buiten de poolgebieden gevormd (vooral op het Noordelijk Halfrond). Door het vastleggen van enorme hoeveelheden water in de landijskappen daalt elk glaciaal de zeespiegel wereldwijd met vele tientallen meters, oplopend tot ca 200 meter tijdens de maximale ijsuitbreidingen. Door deze enorme daling worden de ondiepe randzeeën overal smaller en komen eilanden in verbinding met elkaar en het vasteland. Zeer grote veranderingen in flora en fauna (veroorzaakt door de relatief snelle afwisseling van warme en koude perioden) wat zich vooral uit in het uitsterven van veel plant- en diersoorten. Een ander effect is een snellere evolutie vooral bij bepaalde groepen zoogdieren, zoals bij de woelmuizen. De opkomst en ontwikkeling van het geslacht Homo, de mensachtigen.

    Holoceen 0.01 miljoen - nu)

    Het Holoceen, vroeger ook Alluvium genoemd, is de naam van het geologische tijdvak van 11.000 jaar geleden tot nu. Het woord Holoceen stamt uit het Grieks: holos betekent "compleet" en ceno betekent "nieuw". Het Holoceen is een relatief warme periode of interglaciaal, vergeleken met de voorgaande koude periode aan het einde van het Pleistoceen. Deze koude periode heet Weichselien en vormde een glaciaal. Tijdens het Holoceen is het Nederlandse en Vlaamse landschap in grote mate gevormd. De Noordzee ontstond, daarbij vormde de kuststrook met haar duinen, de moerassige veengebieden van Holland en het zeekleilandschap van Noord-Nederland. Het Holoceen vormt samen met het voorafgaande Pleistoceen het Quartair.
    Einde laatste ijstijd.
    9000 Jericho eerste stad.

Gegevens uit verschillende (onderling afwijkende) bronnen, o.a. Wikipedia.

  HOOFDMENU