Bas van Bakel
De Compatibiliteit van Chomsky en Montague
1

(Terug naar hoofdmenu)


In de computer-modellen voor automatische betekenisanalyse van natuurlijke taal die aan de KU Nijmegen (Vakgroep Taal & Spraak, afdeling Computerlinguïstiek) ontwikkeld worden --- MOANDER (Coppen 1991) en ELSA (Van Bakel 1992) --- wordt een Chomskyaanse syntaxis gekoppeld aan de semantische theorie van Montague. De projecten vinden plaats in technolinguïstisch onderzoekskader, hetgeen inhoudt dat de nadruk op het taalkundige aspect ligt. MOANDER en ELSA moeten niet alleen betekenisanalyse van respectievelijk Nederlandse en Engelse zinnen verzorgen, ze moeten tevens gebaseerd zijn op algemeen taalkundige principes. Bovendien dienen de modellen op taalkundig verantwoorde wijze modulair te zijn gestructureerd. Technolinguïstiek is in de eerste plaats linguïstiek.

De koppeling van Chomsky-syntaxis en Montague-semantiek wordt in de genoemde projecten technisch gezien succesvol gerealiseerd. Vanuit taalkundig oogpunt roept zij echter de nodige vragen op, aangezien beide theorieën wezenlijk verschillen in hun voor-wetenschappelijke uitgangspunten. Chomsky wil een beschrijving geven van het veronderstelde aangeboren taalvermogen van de mens, waarmee zijn theorie conceptualistisch van aard is. Montague daarentegen richt zich op het ontwikkelen van een formalisme waarmee de semantiek van een natuurlijke taal dekkend kan worden beschreven; zijn theorie is hiermee in beginsel formalistisch. Gezien deze fundamentele verschillen --- de theorieën beschrijven verschillende objecten --- lijkt een taalkundig verantwoorde koppeling bij voorbaat uitgesloten.

Het bovenstaande beschouwend, rijst de vraag of MOANDER en ELSA voldoen aan de (techno)linguïstische eis van taalkundig verantwoorde implementaties. In dit artikel wordt geprobeerd om tot een antwoord op deze vraag te komen. Teneinde de probleemstelling te expliciteren wordt eerst een uiteenzetting gegeven van de fundamentele verschillen van de theorieën van Chomsky en Montague, alsmede een beschrijving van de implementatie van beide theorieën in MOANDER.

Chomsky versus Montague

Het verschil in grondhoudingen van waaruit de theorieën van Chomsky en Montague ontwikkeld zijn, wordt in Seuren (1990) besproken. Dit verschil komt onder andere tot uitdrukking in hoe beide taal benaderen (p. 77):

  • " Formalisten benaderen taal .. met een al van tevoren grotendeels gegeven analytisch formalisme, meestal ontleend aan een andere wetenschap (logica, wiskunde, enzovoort). De taal wordt dan verondersteld aan dat formalisme te beantwoorden. ... Ecologisten doen, in beginsel, het tegendeel. Zij beschouwen taal als een natuurprodukt, dat zo genomen moet worden als het is, met alle onverwachte eigenaardigheden, uitzonderingen en grilligheden vandien."

De theorie van Montague (zie Montague 1974, Dowty et al. 1981) kan tot het Formalisme gerekend worden, en de theorie van Chomsky --- de Transformationeel Generatieve Grammatica (TGG), in haar jongste vorm bekend als Government & Binding-theorie (GB-theorie; zie Chomsky 1981, 1986a) --- tot het Ecologisme. Weliswaar werd in de beginjaren van de TGG grote nadruk gelegd op het ontwikkelen van formele transformationele regels, maar de laatste tijd heeft het onderzoek in deze stroming zich meer en meer ontwikkeld tot een discipline die, in Seurens termen, tot het ``gematigd theoretisch Ecologisme'' gerekend kan worden. Er wordt nog wel gebruik gemaakt van formele systemen, maar van deze systemen wordt geëist dat ze ``recht doen aan de relevante verschijningsvormen van taal'' (Seuren 1990, p. 78). GB-theorie houdt zich primair bezig met het opstellen van algemene taalkundige principes, waarbij de wijze van formalisatie van secundair belang is geworden (Chomsky 1990, p. 145-146): English

  • " Theories should be formulated clearly enough, and observations firm-ly enough established, so that inquiry can proceed in a constructive way. ... work should be clear enough so that it could be formalized further if there is some reason to do so"

Dutch

Een ander, en in het kader van dit artikel relevanter, verschil betreft het in de inleiding genoemde conceptualistische2 onderzoekskader van GB-theorie, dat zich onderscheidt van het mathematisch-formalistische karakter van Montague's theorie. GB houdt zich bezig met ``those aspects of form and mean-ing that are determined by the `language faculty,' which is understood to be a particular component of the human mind'' (Chomsky 1986b, p. 3). In Montague-grammatica wordt een dergelijke conceptualistische claim niet gemaakt. Montague staat een vorm van taalkunde voor die sterk overeenkomt met de manier waarop mathematisch onderzoek gestructureerd is (Thomason 1974; zie Montague 1974, p. 2):

  • " According to Montague the syntax, semantics, and pragmatics of natural languages are branches of mathematics, not of psychology. The syntax of English, for example, is as much a part of mathematics as number theory or geometry. This view is a corollary of Montague's strategy of studying natural languages by means of the same techniques used in metamathematics to study formal languages. Metamathematics is a branch of mathematics, and generalizing it to comprehend natural languages does not render it any less a mathematical discipline."

Aan language universals --- of andere items uit de conceptualistische taalkunde --- heeft Montague geen boodschap: volgens Thomason noemt Montague ze nergens in zijn publicaties, noch suggereert hij dat zijn werk toegepast kan worden op onderwerpen als ``the psychology of language acquisition.'' Montague spreekt weliswaar --- net als Chomsky --- van een universele taaltheorie, maar deze term heeft een geheel andere lading dan in conceptualistisch kader het geval is. Een grammatica is volgens Montague universeel wanneer deze ``intuitive and mathematically elegant'' is, en ``all special cases of a certain topic'' door de theorie omvat worden.

Samenvattend kan gesteld worden dat de theorieën van Chomsky en Montague in belangrijke mate van elkaar verschillen. De ene theorie is e-co-lo-gisch-con-cep-tu-a-lis-tisch, de andere mathematisch-formalistisch. Ze beschrijven verschillende objecten: Chomsky construeert een model van een mentaal vermogen, terwijl Montague zich bezighoudt met het bouwen van een abstract, wiskundig model.

Chomsky en Montague in MOANDER

In MOANDER3 , het computer-model voor betekenisanalyse van de Noun Phrase in het Nederlands, worden Chomsky-syntaxis en Mon-ta-gue-se-man-tiek op elegante wijze met elkaar gecombineerd; Coppen (1991) vormt hier het verslag van. GB-theorie is sterk syntactisch georiënteerd en houdt zich bezig met de bestudering van abstracte, algemeen taalkundige principes. Montague-gram-ma-ti-ca is semantisch gericht en heeft als doel een formeel-logisch, waarheidsfunctioneel model te ontwikkelen waarmee de semantiek van een natuurlijke taal volledig kan worden beschreven. Door de syntactische component van GB-theorie te koppelen aan de semantische component van Montague-grammatica wordt een analyse-model verkregen waarmee betekenisanalyse verzorgd wordt, zonder dat de principes van elk van de theorieën geschonden worden. Hiermee is de koppeling volgens Coppen taalkundig verantwoord.

Kenmerkend voor het computer-model is de strategie volgens welke de theorieën geïmplementeerd zijn. Coppen onderscheidt binnen (tech-no)-lin-guïs-tisch onderzoek drie componenten --- theorie, formalisatie, implementatie --- die hij als onafhankelijke grootheden beschouwt. Het is allerminst noodzakelijk dat bij implementatie hetzelfde formalisme gehanteerd wordt als waarmee de theorie gewoonlijk is vormgegeven. Teneinde een succesvolle implementatie te realiseren, volstaat het deze te baseren op de principes van de betreffende theorie (Coppen 1991, p. 14): English

  • " A technolinguistic formalization (or implementation) has to be prin-cip-le-bas-ed, that is, it should be based on the central principles of the linguistic theory it tries to implement."

Dutch De hierboven beschreven strategie is gehanteerd voor de implementatie van zowel GB-syntaxis als Montague-semantiek: het GB-formalisme is te weinig expliciet, en dat van Montague-grammatica te machtig (zie Janssen 1976, 1983) om zonder meer geïmplementeerd te worden. Voor GB-theorie levert deze werkwijze geen problemen op: in de vorige paragraaf kwam reeds aan de orde dat formaliseren in deze discipline van secundair belang is. Montague-grammatica lijkt zich daarentegen minder voor een dergelijke aanpak te lenen. Immers, het formaliseren is in deze discipline geen middel, maar een doel: aanpassing of vervanging van het formalisme zou inhouden dat niet langer van Montague-grammatica gesproken kan worden. Coppen stelt echter dat de rigide vorm van formaliseren die Montague doorvoert --- in het bijzonder de een-op-een correspondentie van syntactische en semantische regels --- hoofdzakelijk bedoeld is om het centrale principe van de theorie, het Principe van Compositionaliteit4 , tot uitdrukking te brengen. Mits dit principe in het computer-model terug te vinden is, kan volgens Coppen gesproken worden van een legitieme implementatie.

Welke voor-wetenschappelijke uitgangspunten ten grondslag liggen aan het MOANDER-model, komt in Coppen (1991) niet expliciet aan de orde. Desondanks kan gesteld worden dat MOANDER in beginsel als een conceptualistische proeve beschouwd moet worden. Dit blijkt uit de discussie over wat het object van taalonderzoek moet zijn (zie S 1.1.3): Coppens ideeën komen grotendeels overeen met de conceptualistische opvattingen van Chomsky. Bovendien is --- zoals hierboven gesteld werd --- het formalisme in MOANDER van ondergeschikt belang, hetgeen in strijd zou zijn met een mathematisch-formalistische grondhouding.

Montague en Conceptualisme

Met het koppelen van de semantische component van Montague's theorie aan GB-syntaxis wordt een formeel-logische theorie ondergebracht in een conceptualistisch taalmodel. Dit idee is niet nieuw: Coppen (1991) werkt het concept uit dat oorspronkelijk in Verkuyl (1981) werd voorgesteld, en ook het werk van May (1977, 1983) is van vergelijkbare orde. Als voornaamste reden voor deze aanpak wordt aangevoerd dat een formeel-logische semantiek het meest geschikt is voor het beschrijven van zinsbetekenissen. In de taalkunde is dit echter een punt van discussie: volgens sommigen is een dergelijke theorie niet alleen minder geschikt voor betekenisbeschrijving, maar is zij bovendien in strijd met de grondbeginselen van het Conceptualisme. In deze paragraaf wordt de kritiek nader beschouwd, teneinde te bepalen in hoeverre deze het conceptualistische karakter van MOANDER aantast.

In Seuren (1990) wordt gesteld dat de theorie van Montague ``chronisch lijdt aan ernstige empirische tekortkomingen'' (zie p. 48). Dit is te wijten aan de formeel-logische achtergrond van haar beoefenaars, die maakt dat ze een gebrekkig inzicht hebben in wat er in natuurlijke taal allemaal speelt. Seurens tweede argument tegen deze discipline weegt zwaarder:

  • " Een tweede, en diepere, reden ligt echter in de fundamentele uitgangspunten van de formele semantiek, die geheel is gebaseerd op de strikt verzamelingstheoretisch gedefinieerde logische modeltheorie, met veronachtzaming van de ecologische context van taal en taalgebruik, met name van de daarin alomtegenwoordige cognitieve factoren."

Seuren hangt de conceptualistische grondgedachte aan, zij het dat hij deze anders uitwerkt dan Chomsky (zie bv. Seuren 1985). Zijn bezwaren tegen Montague's theorie betreffen voornamelijk het mathematisch-formalistische karakter ervan. Seurens opvattingen worden gedeeld door Jackendoff en Emonds, twee conceptualisten die zich met GB-theo-rie-vor-ming bezighouden. Is Seuren nog redelijk mild in zijn oordeel --- mede ingegeven door het in zijn ogen ontbreken van een ``meer ecologisch en meer cognitief gerichte semantiek'' --- Jackendoff en Emonds zijn resoluut in het verwerpen van Montague-grammatica als conceptualistisch verantwoorde theorie. Jackendoff (1983, 1987) introduceert een semantische theorie (de zgn. Conceptual Semantics) die --- in tegenstelling tot de formeel-logische semantiek --- zou voldoen5 aan de beginselen van het Conceptualisme. Conceptual Semantics onderscheidt zich volgens Jackendoff van Mon-ta-gue-gram-ma-ti-ca in dezelfde mate als de generatieve grammatica verschilt van ``nonpsychological and behaviorist theories of language'' (Jackendoff 1987, p. 374). Het concept van een model-theoretische semantiek waarin zinsbetekenissen betrekking hebben op verzamelingen van individuen in mogelijke werelden, zoals Montague voorstelt, is volgens Jackendoff ``not squeezable into a finite world'' en daarom conceptualistisch gezien onacceptabel.

Emonds sluit zich in zijn kritiek op de formeel-logische semantiek aan bij Jackendoff, ofschoon zijn ideeën over de invulling van de semantische component wezenlijk verschillen van het Conceptual Semantics-model. Emonds' veroordeling van de formeel-logische semantiek is er niet minder scherp om (Emonds 1991, p. 375): English

  • " In all of psychology or linguistics, there isn't a whit of independent evidence that logical devices such as predicate argument structures or standard rules of inference have psychological reality. ... there is no reason to believe that natural language anything obeys logic, even in the most elementary cases."

Dutch Uit het bovenstaande blijkt dat binnen het Conceptualisme nogal wat bezwaren leven tegen een formeel-logische semantiek. Opvallend is dat het niet-conceptualistisch zijn van Montague's theorie in de genoemde publicaties niet beargumenteerd wordt, maar feitelijk `slechts' gepostuleerd. Katz & Postal (1991) daarentegen omvat wél een dergelijke argumentatie, echter met als doel aan te tonen dat het Conceptualisme als grondhouding in taalkundig onderzoek onhoudbaar is, en deze plaats dient te maken voor het Platonistisch Realisme. Hiermee bouwen Katz & Postal (voortaan: K&P) voort op de voorstellen uit Katz (1981). K&P stellen dat het gebruik van een formeel-logische semantiek binnen een conceptualistisch model tot de volgende ongerijmdheid leidt, hetgeen tot gevolg heeft dat het Conceptualisme als grondhouding verworpen moet worden (K&P 1991, p. 520): English

  • " If senses are parts of the grammatical structure of sentences and if linguistics both deals with the grammatical structures of sentences and is psychological, then senses are psychological. But if senses are psychological, then the laws of logic are also psychological, since the ontological status of a law is determined by the nature of the objects to which it refers. Consequently, logic is psychological, contradicting the accepted view that logic is nonpsychological."

Dutch Het aannemen van een psychologisch concept van logica, zoals Chomsky doet, is onacceptabel. K&P staven dit door Frege aan te halen (p. 520): English

  • " Frege (1967, pp. 1-25) argues that logical laws could hardly be laws of necessary connection that they are if they were psychological. If logical laws were laws of thought, they would be contingent and, like laws in the natural sciences, could possibly be false. But, being necessarily true, logical laws could not possibly be false."

Dutch De enig acceptabele uitweg, aldus K&P, is het aannemen van een pla-to-nis-tisch-re-a-lis-ti-sche grondhouding. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op (de gevolgen van) het aannemen van een alternatieve grondhouding.

Samenvattend kan gesteld worden dat de in deze paragraaf besproken kritiek op de formeel-logische semantiek de computer-modellen MOANDER en ELSA voor serieuze problemen plaatst. Of de koppeling van Chomsky en Montague desondanks houdbaar is, of dat wellicht een andere strategie gekozen moet worden voor automatische betekenisanalyse van natuurlijke taal, komt in de volgende paragraaf aan de orde.

Alternatieve Grondhouding: Instrumentalisme

Een mogelijke uitweg uit de in de voorgaande paragraaf geschetste impasse is het vervangen van de Montague-semantiek door een theorie die strookt met de grondbeginselen van het Conceptualisme. Deze stap ligt voor de hand, aangezien de theorie van Montague --- naast conceptualistische bezwaren --- kritiek heeft ontvangen betreffende haar gebrekkige empirische karakter, zoals in de vorige paragraaf reeds kort ter sprake kwam. Daarnaast stuit de waarheidsconditionaliteit van het model op de nodige weerstand: Allen (1986, p. 81) stelt bijvoorbeeld dat waarheidsconditionele semantiek in wezen een theorie van denotatie is die over betekenis niets te zeggen heeft. Echter, de Montague-semantiek wordt in MOANDER en ELSA gehandhaafd. Ten eerste is een conceptualistisch, adequaat alternatief voor Montague's theorie niet voorhanden, zoals ook door Seuren (1990) gesteld wordt. Bovendien raken de bezwaren betreffende het waarheidsconditionele karakter van de Montague-semantiek de technolinguïstische toepassingen niet, daar waarheidsconditionaliteit binnen deze modellen geen rol speelt. Hierdoor lijkt Montague's theorie oneigenlijk te worden gebruikt, maar in Van Bakel (1983) blijkt dat deze werkwijze haar geen geweld aandoet. Van Bakel stelt dat de betekenis van een zin in Montague-grammatica niet hetzelfde is als de waarheidswaarde van die zin, maar dat de waarheidswaarde te berekenen is uit de betekenis die is weergegeven in een logische formule (Van Bakel 1983, p. 183):

  • " De bedoelde logische formule behelst de betekenis van de zin. We kunnen niet zeggen dat zij de betekenis is. Zij is een propositie, geformuleerd in een logische taal die een eigen semantiek heeft, maar zij betekent de betekenis van de zin. Het is duidelijk dat het mogelijk moet zijn over de betekenis te spreken zonder enige werkelijkheid te beschouwen."

Het is, om kort te gaan, gelegitimeerd de Montague-semantiek aan te wenden voor automatische betekenisanalyse zonder daar waarheidsconditionaliteit in te betrekken.

De koppeling van GB-theorie en Montague-semantiek in MOANDER en ELSA blijft gehandhaafd. Gevolg hiervan is echter wel dat het Conceptualisme als grondhouding wordt losgelaten en er een alternatief gezocht moet worden. Dit is een minder drastische stap dan op het eerste gezicht lijkt. Zoals K&P bij hun introductie van het Platonistisch Realisme stellen, raakt een discussie over de voor-wetenschappelijke uitgangspunten van een grammatica de structuur en de invulling van de diverse modules van die theorie niet6 , maar beperkt zij zich tot de status van een uitspraak over de grammaticale structuur van een zin (p. 516):

  • " Linguistic realism does not challenge .. facts about the grammatical structure of sentences , but raises the foundational question of what kind of fact a fact about the grammatical structure of a sentence is."

Een andere grondhouding betekent derhalve niet (automatisch) dat de structuur van de grammatica verandert.

Antwoord geven op de vraag wat als grondhouding van MOANDER en ELSA beschouwd moet worden --- en daarmee van de technolinguïstiek zoals die in Nijmegen gepraktizeerd wordt --- is tegelijkertijd antwoord geven op de vraag wat de technolinguïstiek wil. Van Bakel (1983) stelt dat het enig zinvolle doel van automatische betekenisanalyse automatisch vertalen is, aangezien betekenisanalyse sec tot een vicieuze cirkel leidt: semantische analyse van een expressie in taal T levert een betekenisstructuur op, die op haar beurt weer een expressie is (bijvoorbeeld in taal T') waar semantische analyse op kan plaatsvinden. Een dergelijk proces is, volgens Van Bakel, alleen dan zinvol wanneer het uiteindelijk leidt tot automatisch vertalen van een expressie in natuurlijke taal T1 tot een expressie in natuurlijke taal T2. De technolinguïstiek dient aldus een praktisch doel. Het MOANDER-model van Coppen daarentegen is --- zoals in S 3 reeds naar voren kwam --- in eerste instantie een conceptualistische proeve; hiermee lijkt Coppen van de door Van Bakel gestelde norm af te wijken. Echter, in zijn keuze van de te implementeren theorieën heeft Coppen zich laten leiden door hun bruikbaarheid en toepasbaarheid, waarmee hij feitelijk eveneens een praktisch doel nastreeft7 . Van Bakel (1992), tenslotte, beschrijft hoe de methodologie van MOANDER overgenomen wordt in een systeem voor automatische informatie-extractie uit teksten over chemische proefbeschrijvingen. Ook dit laatste onderzoek beantwoordt aan de door Van Bakel (1983) gestelde norm.

Bovenstaande maakt duidelijk dat de Nijmeegse technolinguïsten zich --- in het ontwikkelen van computer-systemen voor natuurlijke taal-analyse --- laten leiden door een praktische doelstelling. Wat hierbij niet vergeten moet worden is dat deze doelstelling een taalkundige motivatie kent: de systemen dienen gebaseerd te zijn op algemeen taalkundige principes. De in dit artikel ter sprake gekomen voor-wetenschappelijke uitgangspunten worden echter losgelaten: de systemen dienen `slechts' op taalkundig correcte wijze betekenisanalyse te verzorgen. Zo gesteld sluit de Nijmeegse technolinguïstiek aan bij de wetenschappelijke grondhouding van het Instrumentalisme, en kunnen MOANDER en ELSA bestempeld worden als vormen van Instrumentalistische Taalkunde. Volgens de definitie in Lacey (1989) behelst het Instrumentalisme de opvatting dat ``wetenschappelijke wetten en theorieën niets anders dan instrumenten zijn om waarneembare verschijnselen te voorspellen. Ze dienen te worden beoordeeld op hun bruikbaarheid en niet te worden beschouwd als proposities die waar of onwaar kunnen zijn.'' Dewey, een belangrijk propagandist van het Instrumentalisme, schetst ter illustratie het volgende voorbeeld (Dewey 1929, p. 207): English

  • " The eventual purpose in knowledge is observation of a new phenomenon, an object actually experienced by way of perception ... . A physician in diagnosing a case of disease deals with something individualized. He draws upon a store of general principles of physiology, etc., already at command. Without this store of conceptual material he is helpless. ... he uses general statements as aids to direct his observation of the particular case, so as to discover what it is like. They function as intellectual tools or instrumentalities."

Dutch Op de instrumentalistische grondhouding rust niet de claim dat zij de enig juiste --- laat staan de enig mogelijke --- is voor (techno)linguïstisch onderzoek. Integendeel: het is heel wel mogelijk dat een (techno)linguïstisch model gebaseerd is op een --- bijvoorbeeld --- conceptualistische grondhouding. Dit artikel wil slechts duidelijk maken dat de methodologische opzet van MOANDER en ELSA in strijd is met het Conceptualisme, en dat deze systemen in plaats daarvan als Instrumentalistische taalmodellen beschouwd moeten worden. Daarmee neemt de technolinguïstiek zoals zij in Nijmegen beoefend wordt een weliswaar bescheiden, maar daarom niet minder belangrijke plaats in in de taalkundige wereld.

Slot

In dit artikel is gebleken dat de koppeling van een Chomskyaanse syntaxis aan de semantische theorie van Montague in strijd is met de grondbeginselen van het Conceptualisme. Als oplossing hiervoor is een alternatieve grondhouding voorgesteld, het Instrumentalisme. Daarmee is niet gezegd dat deze grondhouding de enig juiste zou zijn voor (techno)linguïstisch onderzoek. Integendeel; het is heel wel mogelijk dat de theorieën en implementaties, die in Instrumentalistisch kader ontwikkeld worden, in een ander verband bruikbaar zijn. Evenzo is het mogelijk dat theorieën die in conceptualistisch kader ontwikkeld zijn, aangewend worden in een instrumentalistisch model; dit laatste is het geval in MOANDER en ELSA. Het artikel heeft alleen een uitspraak willen doen over wat als enig juiste grondhouding beschouwd moet worden voor het huidige technolinguïstische onderzoek zoals dat in Nijmegen uitgevoerd wordt. De conclusie luidt dat dit het Instrumentalisme is; MOANDER en ELSA moeten beschouwd worden als vormen van Instumentalistische Taalkunde.

Bas van Bakel

Noten

1. Ik dank Peter-Arno Coppen voor zijn opmerkingen n.a.v. een eerdere versie van dit artikel.
Terug

2. De stroming wordt ook wel aangeduid met de term Mentalisme.
Terug

3. De methodologie van ELSA is aan dit model ontleend. De bespreking beperkt zich derhalve tot het MOANDER-model.
Terug

4. Dit principe houdt in dat de betekenis van een zin is te berekenen via de samenstellende delen, en hoe deze gecombineerd zijn. Zie Dowty et al. (1981), p. 42.
Terug

5. Het voert te ver om hier alternatieve theorieën te bespreken.
Terug

6. Mits die invulling niet in strijd is met de voor-wetenschappelijke uitgangspunten; in het geval van Montague-semantiek en Conceptualisme is dit wel het geval.
Terug

7. Bovendien is het gebruik van Montague-semantiek strijdig met een conceptualistische grondgedachte.
Terug

Bibliografie

  • Allen, Keith 1986 Linguistic Meaning, Volume I, London 1986.

  • Bakel, Bas van 1992 `Semantic Analysis of Chemical Texts; Methodology of a Language Mod-ule within an Information Extraction System', in: Proceedings Twen-te Workshops on Language Technology 2 1992, pp. 23-30.

  • Bakel, Jan van 1983 `Methodologie van de Computerlinguïstiek', in: Gramma 7 1983, pp. 175-188.
  • Chomsky, Noam 1981 Lectures on Government and Binding, Dordrecht 1981.

  • idem 1986a Barriers, Linguistic inquiry monographs 13, Cambridge, Mass. 1986.

  • idem 1986b Knowledge of Language: Its Nature, Origin and Use, New York 1986.

  • idem 1990 `On Formalization and Formal Linguistics', in: Nat-ural Language and Linguistic Theory 8 1990, pp. 143-147.
  • Coppen, Peter-Arno 1991 Specifying the Noun Phrase, Amsterdam 1991.

  • Dowty, David R., Robert E. Wall and Stanley Peters 1981 Introduction to Montague Semantics, Dordrecht/Boston/London 1981.

  • Dewey, John 1929 The Quest for Certainty: A Study of the Relation of Knowledge and Action, New York 1929.

  • Emonds, Joseph 1991 `Subcategorization and Syntax-Based Theta-Role Assignment', in: Natural Language and Linguistic Theory 9 1991, pp. 369-429.

  • Frege, Gottlob 1967 The Basic Laws of Arithmetic, Berkeley California 1967. English translation of Grundgesetze der Arithmetik, Volumes 1 and 2, Jena (1893, 1903).

  • Jackendoff, Ray 1983 Semantics and Cognition, Cambridge, Mass. 1983.

  • idem 1987 `The Status of Thematic Relations in Linguistic Theory', in: Linguistic Inquiry 18 1987, pp. 369-411.

  • Janssen, T.M.V. 1976 `A Computer Program for Montague Grammar: theoretical aspects and proofs for the reduction rules', in: Amsterdam papers in formal grammars, Vol. I. Amsterdam 1976, pp. 154-175.

  • idem 1983 Foundations and Applications of Montague Grammar, Amsterdam 1983.

  • Katz, Jerrold J. 1981 Language and Other Abstract Objects, Oxford 1981.

  • Katz, Jerrold J. & Paul M. Postal 1991 `Realism vs. Conceptualism in Linguistics', in: Linguistics and Phil-osophy 14 1991, pp. 515-554.

  • Lacey, A.R. 1989 Een Woordenboek van de Filosofie (oorspronkelijke titel: A Dictionary of Philosophy, vertaald door P. Wesley), Amsterdam 1989.

  • May, Robert 1977 The Grammar of Quantification, Indiana University Linguistics Club 1977.

  • idem 1983 Logical Form as a Level of Linguistic Representation, Indiana University Linguistics Club 1983.

  • Montague, Richard 1974 `The Proper Treatment of Quantification in Ordinary English', in: R. Montague, Formal Philosophy: Selected Papers of Richard Montague, edited and with an introduction by Richmond H. Thomason, New Haven/London 1974.

  • Seuren, Pieter A. M. 1985 Discourse Semantics, Oxford 1985.

  • idem 1990 Filosofie van de taalwetenschappen, Leiden 1990.

  • Verkuyl, Henk 1981 `Numerals and Quantifiers in X-bar syntax and their semantic interpretation', in: J.A.G. Groenendijk, T.M.V. Janssen & M.J.B. Stokhof eds. , Formal Methods in the Study of Language, Part II, Amsterdam 1981, pp. 567-573.

Terug naar boven