Jan van Bakel.



Woordenboek van de Brabantse Dialecten
1967

Terug naar hoofdmenu

Dit is de tekst van een radio-interview, afgenomen door Jan van Herpen van Prof. Dr. A.A. Weijnen en Dr. Jan van Bakel. Het had plaats ter gelegenheid van de verschijning van de eerste aflevering van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD). Plaats van handeling was de kamer van Weijnen in Stella Maris. De datum van uitzending is mij niet (meer) bekend. De band heeft helaas, op een lengte van ongeveer 10 minuten, een leemte van 30 seconden.
Jan van Bakel.


Omroepster

Nijmegen, Jan van Herpen:

Jan van Herpen
Het eerste deel van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten is verschenen. De auteurs daarvan zijn Professor Dr. A.A. Weijnen en Dr. Jan van Bakel, beiden van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Op de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde heb ik een gesprek met beide heren. Om te beginnen, mijne heren, wens ik u geluk met het eerste deel van een reeks boeken over de Brabantse Dialecten, die, Professor, hoeveel delen zal gaan omvatten.

A.A. Weijnen
Dat hangt ervan af hoe ik u zal antwoorden hoe men dat woord deel opvat. Het is eigenlijk ook niet helemaal juist dat nu het eerste deel verschenen is. De eerste aflevering van het eerste deel was het. Wij hebben het idee dat er eigenlijk wel 'n 20 afleveringen ongeveer van dit formaat zullen komen. Ik heb destijds de tijd begroot op tussen de 20 en 30 jaar. Dr. van Bakel rekent ongeveer ieder jaar met zo'n aflevering klaar te kunnen komen. Dan geloof ik dat u daarmee een idee hebt gekregen. Wat het aantal delen verder betreft, de indeling daarvan. Het is zo dat wij begonnen zijn met de vakterminologieën. Daarin dan weer met de boerderij. De boerderij zal vermoedelijk een deel afzonderlijk vullen. De andere vakterminologieën een tweede deel. Daarna komt het woordmateriaal dat niet vakterminologisch gebonden is en dat zullen we splitsen in het zogenaamde gesloten woordmateriaal en het open woordmateriaal. Dat wil zeggen we zullen categorieën als voegwoorden en voorzetsels en hulpwerkwoorden, die niet gemakkelijk voor uitbreiding vatbaar zijn, afzonderlijk nemen en daarna allerlei andere begrippen.

Jan van Herpen
Dat betekent Professor dat deel één niet met de A begint en het laatste deel niet met de Z eindigt?

A.A. Weijnen
Nee, vanaf het eerste ogenblik is onze opzet geweest om het niet alfabetisch te doen. Uit praktische overwegingen alleen al leek ons dat juist. Bijvoorbeeld als we een kaart van laten we zeggen woorden voor de 'vlinder' willen opnemen, waar zul je dan dat kaartje zeten? Bij snuffelteer, bij kapel, bij zommervogel, bij flippeteer, bij kog? Dat brengt al moeilijkheden met zich mee. En ook om de juiste betekenisomschrijving tegenover de andere te vinden is het altijd gewenst om de woorden in verband met elkaar te zien.

Jan van Herpen
Mijnheer van Bakel, welk gebied bestrijkt het woordenboek precies?

Jan van Bakel
De vraag naar het gebied, mijnheer Van Herpen, is makkelijker in de praktijk te beantwoorden dan theoretisch te verdedigen. Men staat wanneer men een bepaald dialectgebied wil afbakenen altijd voor de moeilijkheid ergens een concrete grens te trekken terwijl in feite de dialecten in elkaar overgaan. Als we ons gebied bezien dan grenst het in het noorden tegen het Land van Maas en Waal aan, waar de Brabantse dialecten dus overgaan in de Gelderse. In de noordwestelijke hoek zien we een moeilijk af te grenzen strook tegenover het Hollands. Naar het westen toe is de afbakening gewenst tegenover het Zeeuws. Meer naar het zuiden toe - want het Woordenboek van de Brabantse Dialecten behandelt de dialecten van het Groot-Brabantse gebied in de historische zin van dat woord - naar het zuidelijke westen toe hebben we dus de vraag naar de begrenzing tegenover het Vlaams. Naar het oosten toe zitten we met de afbakening tegenover het Limburgs. Op de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde wordt ook een Limburgs Woordenboek voorbereid en het is natuurlijk tamelijk eenvoudig om in onderling overleg met de redacteuren van het Limburgs Woordenboek tot een trekken van grenzen te komen die altijd natuurlijk enige willekeurigheid zullen vertonen. Alleen naar het zuiden toe hebben we een volkomen acceptabele afbakening van het gebied in de vorm van de taalgrens met het romaanse taalgebied.

Jan van Herpen
Professor, hoe bent u tewerk gegaan bij het inventariseren van de woordenschat?

A.A. Weijnen
Wij zijn begonnen met kennis te nemen van alles wat reeds over Brabantse dialecten geschreven is. Dat houdt dus in dat we de grote woordenboeken, de kleinere gepubliceerde woordenlijsten, ook materiaal dat ons reeds geruime tjd van te voren ter hand was gesteld, dus allerlei handschriftelijke verzamelingen, om die te excerperen en dit materiaal dan te ordenen volgens de (beginselen) van ons woordenboek. En in dit materiaal zagen we dan welke vragen belangrijk waren om na te vragen en deze vragen hebben wij dan telkens tot vragenlijsten bewerkt en dat doen we eigenlijk nog zo.

Jan van Herpen
Mijnheer Van Bakel, en hoe hebt u toen dat materiaal verwerkt?

Jan van Bakel
De verwerking van het materiaal heeft een hele geschiedenis achter de rug. Aanvankelijk zijn we begonnen met de antwoorden per vraag van een enquête bij elkaar te houden en ze over te nemen op een lijst. De moeilijkheid deed zich daarbij voor dat in dat materiaal dat verzameld was op een lijst niet meer nadere ordening kon worden aangebracht tenzij men die lijst zou gaan verknippen ofwel opnieuw overschrijven. Om deze moeilijkheden te ondervangen en ook om het mogelijk te maken de antwoorden van bepaalde vragen op grond van samenhang met andere antwoorden over te brengen naar een ander lemma van het woordenboek dan waar de meerderheid van de antwoorden van bepaalde vragen terechtkwamen, hebben we besloten om de vragen in het vervolg direct uit de vragenlijst over te nemen op fiches.

A.A. Weijnen
Ik geloof dat ik eigenlijk in verband met die enquêtering ook nog even toe kan voegen dat wanneer wij die lijsten uitzenden wij het grote geluk hebben de steun te ontvangen van de universiteit van Leuven. Wij kunnen onze vragenlijsten daar in groten getale heenzenden en daar zorgen dan onze collega's voor de verspreiding van die lijsten over de Belgische gebieden die ons gebied bestrijkt. En eveneens zijn wij dankbaarheid verschuldigd aan het Dialectenbureau van Amsterdam dat vooral ...

[ Hier ontbreekt op de band een fragment van ongeveer 30 seconden. Wat volgt is een deel van het antwoord op een vraag over dialect bij auteurs van streekromans of andere literaire werken. ]

Jan van Bakel
... niet altijd met zekerheid kan zeggen dat hij getrouwelijk het dialectmateriaal in zijn werk laat weerspiegeld worden. Het is mogelijk dat een auteur om een bepaalde gebeurtenis te beschrijven gebruik maakt van materiaal dat hem niet direct uit zijn dialect tegemoet komt. Er is altijd een mogelijkheid van nieuwvorming, van ontlening van woorden uit andere dialecten en zodoende is het niet vanzelfsprekend dat het dialectmateriaal dat men bij die auteurs vindt ook altijd uit een oogpunt van dialectologie betrouwbaar is. Daarom is het voor ons de beste werkwijze - zo is het ons voorgekomen - om het materiaal dat u noemt, de auteurs die u noemt, door te lezen om te zien of zij interessant woordmateriaal bieden. Wanneer dat het geval is maken wij daar een vraag van in een enquête en wanneer dan de enquête bewijst dat de woorden binnen het gebied dat we behandelen voorkomen, pas dan komen die woorden uiteindelijk in het dialectwoordenboek terecht.

Jan van Herpen
Professor, ik heb tot mijn groot genoegen gezien dat in het boek ook kaarten staan en zelfs prachtige tekeningen. Het zijn dus eigenlijk ook atlasjes van taalkundige aardrijkskunde. Maar wat ik nog wou vragen is: hebt u ook kunnen aangeven dat de dialectklánken vaak anders zijn?

A.A. Weijnen
Ja, dat leek ons ook noodzakelijk om dit te doen. Reeds van tevoren wisten we dat in Noord-Brabant alleen reeds minstens 12, 13 dialecten te onderscheiden zijn, maar eigenlijk is het zo gesteld dat iedere plaats na de andere weer opnieuw verschillen toont. En wij hebben gedacht, nu we toch eenmaal het woordenboek uitgeven nemen we er meteen deze klankverschillen maar bij.

Jan van Herpen
Het is nog niet etymologisch en het is ook nog niet syntactisch, het woordenboek.

A.A. Weijnen
Neen, nog niet. Syntactisch zal het vermoedelijk ook wel nooit in de volle zin van het woord worden. Ik heb enkele jaren geleden bij een voordracht in Groningen uiteengezet hoever wij met onze syntactische bemoeienissen gaan, maar dat is eigenlijk maar heel weinig. Wat het etymologische gedeelte betreft, ik zinspeelde daarop, ik acht dat een taak voor later. Het is geen essentieel deel van het woordenboek en er zou ook nog onnoemelijk veel werk van tevoren voor moeten worden gedaan.

Jan van Herpen
Professor, is dit nu alleen maar zuiver wetenschappelijk werk of heeft zo'n boek nu ook een functie in de opleiding van neerlandici?

A.A. Weijnen
Dit laatste is inderdaad het geval. Als dat niet zo zou zijn, dan geloof ik ook dat het curatorium van de Nijmeegse universiteit veel moeilijker te bewegen geweest zou zijn om onze ondernemingen te steunen. Maar het is inderdaad een integrerend deel in de opleiding. Op de eerste plaats worden er zeer veel studentassistenten bij de totstandkoming van dit woordenboek aangetrokken, waardoor zij ook enige vaardigheid in het verrichten van wetenschappelijk werk krijgen, maar bovendien kunnen allerlei voorbereidende werkzaamheden in de vorm van scripties gedaan worden, wat dan ook reeds geregeld is gebeurd. Bijvoorbeeld de hele terminologie van de molenaar, van de bezembinder, van de rietdekker, enzovoorts, zijn reeds door studenten voorbereid.

Jan van Herpen
Dank u wel, Professor Weijnen, dank u wel mijnheer Van Bakel.

Luisteraars,

De eerste aflevering van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten, uitgegeven door Van Gorcum in Assen.
Het eerste deel gaat over de Behuizing en de Landerijen van de boerderij.