Jan van Bakel



Scherven


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Wij zullen vertrekken, zij en ik, beiden op de fiets. Het zal een dag zijn die geen begin heeft gehad omdat de tijd er geen oog op hield. Het zal niet zijn naar het noorden, niet naar het zuiden, niet naar het oosten of het westen. Wij zullen reizen langs andere ruimten en tijden. Wij zullen de tijd daarlaten en heensnellen. Zij zal, rechts van mij, net even iets vóór mij rijden. Ik zie haar profiel. Soms kijkt ze even opzij en achterom en lacht. Dan is ook de taal voorbij. Ik zie de wind, zeer vertraagd, spelen met haar bloes. De plooien laten, doordat ze niet vrijuit golven, telkens zien waar haar lichaam begint. Uit duizend bewegingen, waarvoor een eeuwigheid nodig is, zie ik al haar contouren. Wij rijden, hoewel in vertraagde beweging, ijlend snel voort. De richting is weg van de tijd. Zowel de toekomst als het verleden komen even snel naderbij. Opzij van de weg zien wij onszelf achterblijven. We hebben met onszelf hoegenaamd niets meer van doen. Ik zie mezelf iets oprapen. Een onbruikbaar geworden lampekap van een verroeste puch-brommer. Ik zie mezelf dat stuk ijzer wegslingeren. Het vliegt door de lucht in een eeuwigdurende parabool. Het treft een grote spiegelruit. De barsten die ontstaan onder het trefpunt strekken zich traag ploegend uiteen. Stukken glas verlaten het kozijn. Ze vormen een waaier van glinstering die als een groot gordijn zich uitvouwt. Scherven die op straat terecht komen springen andermaal tot grote halfcirkelvormige schitterwaaiers uiteen. Er komt geen einde aan deze herhaling. Scherven in waaiers vallen uiteen en produceren weer waaiers van scherven. Alles voltrekt zich zo langzaam dat ieder stofdeeltje eeuwige aandacht krijgt. Hoewel het boosheid is die mij met dat ijzer doet gooien, rijd ik lachende aan mezelf voorbij. We hebben niets meer met elkaar te maken. Zij rijdt nog steeds centimeters voor mij uit. Nu we samen vertrokken zijn en alles, zelfs onszelf, achterlaten, verlaten we ook het verlangen en het spreken. Alleen het lachen tegen elkaar blijft. Maar omdat er geen verandering meer is, is het eerder een stemming dan een daad. Ik bemin haar ook heel anders dan voorheen. Omdat we tegelijk naar het verleden en naar de toekomst rijden, heeft ook de liefde geen ontwikkeling meer of historische gestalte. Ik zie aan haar figuur, aan al haar gebaren, dat zij geen leeftijd meer heeft. Ze is evengoed zestien jaar als volwassen. Haar profiel is nu even permanent en onveranderlijk geworden als al onze bewegingen. De werkelijkheid stolt tot kristal, hard en eeuwig en helder. Nu zijn er nog slechts eeuwige onveranderlijke gedachten in elkanders hoofd. Als we elkaar zo zien, als op een kiekje uit de jaren dertig, vergeten we of het geluk is of verdriet waarin we verloren zijn.
(30 juni 19..)

Jan van Bakel, 10 oktober 2005

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven