Avond in het dorp
Blauw schijnen schaduwen
onder de bladeren langs
stapvoets daalt de dag
een zachte wuiving van gras
Weerloos waaien de bomen
oeverloos buigt het riet
dromeloos waakt het paard
alleen de hond slaapt niet
Een vogel een zwarte snaar
trilt in het oor van de nacht
verre onzichtbare draden
seinen zijn droevig bericht
De schrijdende mannegedaanten
de glijdende vrouwefiguren
de pratende kinderkelen
worden nu opgevouwen
Jan van Bakel.
uit : Pierre Bogaers jr. en Domien van Gent Biks-3, 1961.